Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Spaans Nederlands
  • marido = echtgenoot
  • hermana = zuster
  • verdad = niet waar
  • esposa = echtgenote
  • hermano = broer
  • mujer = vrouw
  • tío = oom
  • todavía = nog / steeds
  • tía = tante
  • parientes = familie
  • por todas partes = Overal
  • primos = neven
  • primas = nichten
  • sobrino = neef
  • sobrina = nicht
  • abuelo = grootvader
  • abuelos = grootouders
  • abuela = grootmoeder
  • hijos = kinderen
  • nietos = kleinkinderen
  • nieto = kleinzoon
  • nietas = kleindochters
  • casarse = trouwen
  • matrimonio = huwelijk
  • feliz = gelukkig
  • adónde = waarheen
  • novio = vriendje
  • novia = vriendin