DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A2B1-niveau voor Luchtvaart
A2 - Deel Luchtvaart - 1e editie
SPA A2/B1 LVD, Thema 11 Bijzonderheden bespreken
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Spaans
Nederlands
tener un retraso de... horas
=
... uur vertraging hebben
embarcar/ir a bordo
=
aan boord gaan
llegar a…
=
aankomen in…/bij…/op…
hora de llegada, la
=
aankomsttijd, de
empezar
=
beginnen
comenzar
=
starten
artículos libres de impuestos, los
=
belastingvrije artikelen, de
ayudar a los pasajeros especiales
=
bijzondere passagiers helpen, de
dentro de unos minutos
=
binnen enkele minuten / over enkele minuten
clase de negocios, la
=
businessclass, de
tripulación de cabina, la
=
cabinepersoneel, het
controlar
=
controleren
comprobar
=
checken
allí
=
daar
mantas, las
=
dekens, de
puerta, la
=
deur, de
bebida, la
=
drankje, het
duración del vuelo es de...horas y...minutos, la
=
duur van de vlucht is...uur en...minuten, de
comandante, el/la
=
gezagvoerder, de
ayudar a guardar el equipaje de mano
=
helpen met het opbergen van de handbagage
parte posterior, la
=
het achterste gedeelte
parte delantera, la
=
het voorste gedeelte
¿A qué hora?
=
Hoe laat?
facturar
=
inchecken
tarjeta de embarque, la
=
boarding pass, de
hora de embarque, la
=
boardingtijd, de
comprar
=
kopen
periódico, el
=
krant, de
almohada, la
=
kussentje, het
llegar con retraso
=
later aankomen (met vertraging)
salir con retraso
=
later vertrekken (met vertraging)
comida, la
=
maaltijd, de
todavía
=
nog
a eso de las...
=
ongeveer om...uur
auriculares, los
=
oortjes/koptelefoon, de
llegar a la hora prevista
=
op (de geplande) tijd aankomen
a tiempo
=
op tijd
abrir
=
openen
demás pasajeros, los
=
overige passagiers, de
hacer transbordo/transbordar al vuelo…
=
overstappen naar vlucht…
recibir a los pasajeros
=
passagiers ontvangen, de
de cabina, el jefe/la jefa
=
purser, de
servir
=
serveren
cerrar
=
sluiten
indicar el asiento
=
stoel/zitplaats wijzen, de
tarea, la
=
taak, de
revista, la
=
tijdschrift, het
escala, la
=
tussenlanding, de
hacer escala en...
=
tussenstop maken in..., een
repartir
=
uitdelen
realizar la demostración de seguridad
=
veiligheidsdemonstratie uitvoeren, de
ser responsable de...
=
verantwoordelijk zijn voor...
responsable, el/la
=
verantwoordelijke, de
venta, la
=
verkoop, de
vender
=
verkopen
retraso, el
=
vertraging, de
hora de salida, la
=
vertrektijd, de
vuelo con destino a…, el
=
vlucht met bestemming..., de
esperar a unos pasajeros
=
wachten op een paar passagiers
no tenemos retraso
=
we hebben geen vertraging
salimos a tiempo
=
we vertrekken op tijd