Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Spaans Nederlands
  • Aquí tiene/tenga = Alstublieft
  • ¿Una mesa para 4 personas? = Een tafel voor 4 personen?
  • Buenas noches = Goedenavond
  • Buenos días = Goededag
  • Buenas tardes = Goedemiddag
  • Aquí hay una mesa libre = Hier is een tafel vrij
  • ¿Qué quiere/quieren beber? = Wat wilt u drinken?
  • ¿Quiere/quieren beber algo? = Wilt u iets drinken?
  • De primero... = Als voorgerecht....
  • ¿Y de segundo? = En als hoofdgerecht?
  • Ahora mismo/enseguida = Het komt er aan
  • ¿Toma/toman postre? = Neemt u een nagerecht?
  • Para mí... = Voor mij....
  • ¿Qué prefiere/prefieren? = Wat heeft u liever?
  • ¿Qué desean de primero? = Wat wilt u als voorgerecht?
  • ¿Me trae un poco más de....? = Brengt u mij nog wat.../een beetje....?
  • Otro/otra/otros/otras = Nog een.....
  • ¡Camarero!/¡Camarera! = Ober!
  • ¿Me trae un/una/el/la .....? = Brengt u mij een..../de..../het....?
  • Falta un/una ...... = Er ontbreekt een....
  • Lo/la/los/las traigo inmediatamente = Ik kom het/ze meteen brengen
  • Muy bien = Heel goed
  • Está rico/rica = Het is lekker
  • Está demasiado salado/salada = Het is te zout
  • ¿Qué tal + gerecht? = Hoe is de.../het...?
  • Me gustan los/las... = Ik houd van...
  • Me gusta el/la..... = Ik houd van.....
  • Están ricos/ricas = Ze zijn lekker
  • La cuenta por favor = De rekening alstublieft
  • ¿Tiene la cuenta? = Heeft u de rekening?
  • Son veinte euros con diez = Het is Ä 20,10
  • ¿Cómo puedo pagar? = Hoe kan ik betalen?
  • Puede pagar en efectivo o con tarjeta de crédito = U kunt contant betalen of met creditcard