DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A1 SPA A1 HTR
A1 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA A1, Hoofdstuk 9 Vamos de viaje
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Spaans
Nederlands
a cuadros
=
geruit
a rayas
=
gestreept
abrigo, el
=
jas, de
¡adivina!
=
raad / raden maar!
alegrarse de
=
zich verheugen op
alguna vez
=
eens / een keer
alojarse
=
logeren / verblijven
amarillo / -a
=
geel
azul
=
blauw
bañador, el
=
badpak, het / zwembroek, de
beso, el
=
kus, de
blusa, la
=
blouse, de
botas, las
=
laarzen, de
broma, la
=
grap, de
calcetines, los
=
sokken, de
camisa, la
=
overhemd, het
camiseta, la
=
shirt / t-shirt, het
cepillo de dientes, el
=
tandenborstel, de
chanclas, las
=
slippers, de
chaqueta, la
=
jas / colbert, de
chubascos, los
=
regenbuien, de
cielo, el
=
hemel, de
clase, la
=
les / klas, de
color, el
=
kleur, de
compañeros de clase, los
=
klasgenoten, de
corazón, el
=
hart, het
corbata, la
=
stropdas, de
corto / -a
=
kort
¡cuánto me alegro!
=
ik verheug me er op!
cumplir 17 años
=
jaar worden
de moda
=
in de mode
decidir
=
beslissen
espaguetis, los
=
spaghetti, de
está despejado
=
het is onbewolkt
esta mañana
=
vanochtend
está medio nublado
=
het is half bewolkt
esta noche
=
vanavond / vannacht
está nublado
=
het is bewolkt
está soleado
=
het is zonnig
estar cansado / -a
=
moe zijn
estátua, la
=
standbeeld, het
estupendamente
=
geweldig
extranjero / -a
=
buitenlands
falda, la
=
rok, de
¡felices vacaciones!
=
fijne vakantie!
frío / -a
=
koud
gafas, las
=
bril, de
gafas de sol, las
=
zonnebril, de
Ginebra
=
Genève
ginebra, la
=
jenever, de
gorra, la
=
pet, de
grados
=
graden / °C
gris
=
grijs
hablar por teléfono
=
bellen
hace ....grados (bajo cero)
=
het is ....graden (onder nul)
hace buen tiempo
=
het is goed / mooi weer
hace calor
=
het is warm
hace frío
=
het is koud
hace mal tiempo
=
het is slecht weer
hace sol
=
de zon schijnt
hace viento
=
het waait
hacer la maleta
=
de koffer inpakken
hacer las prácticas
=
stage lopen
hamburguesas, las
=
hamburgers, de
¡hasta pronto!
=
tot snel!
hay de todo
=
er is van alles
hay niebla
=
het is mistig
hay tormenta
=
het stormt / onweert
hiela
=
het vriest
hoy
=
vandaag
huevos fritos, los
=
gebakken eieren, de
ir a clase
=
naar de les / naar school gaan
irse de vacaciones
=
op vakantie gaan / vertrekken
isla, la
=
eiland, het
jersey, el
=
trui, de
largo / -a
=
lang
lista de vacaciones, la
=
vakantielijstje, het
llevar
=
dragen
llevarse
=
meenemen
llueve mucho / poco
=
het regent veel / weinig
macarrones, los
=
macaroni, de
mamá, la
=
moeder / mama, de
manga, la
=
mouw, de
marrón
=
bruin
me alegro de verte
=
ik verheug me erop om jou te zien
Mediterráneo, el
=
Middellandse Zee, de
minifalda, la
=
minirok / korte rok, de
mochila, la
=
rugzak, de
muchísimo
=
heel erg veel
museo de cera, el
=
wassenbeeldenmuseum, het
naranja
=
oranje
negro / -a
=
zwart
nieve, la
=
sneeuw, de
noticias del tiempo, las
=
weerbericht, het
nube, la
=
wolk, de
nunca
=
nooit
olvidar
=
vergeten
pan francés, el
=
stokbrood, het
pantalón, el
=
broek, de
pantalón corto, el
=
korte broek, de
papá, el
=
vader / papa, de
papeles de viaje, los
=
reispapieren, de
paraguas, el
=
paraplu, de
parque temático, el
=
themapark / attractiepark, het
pasar tiempo en
=
tijd doorbrengen in / op
pasta dentífrica / pasta de dientes, la
=
tandpasta, de
peine, el
=
kam, de
pelo, el
=
haar, het
pelota, la
=
bal / voetbal, de
perfecto / -a
=
perfect
por fin
=
eindelijk
por la mañana
=
‘s ochtends / in de ochtend
por la tarde
=
‘s middags / in de middag
posibilidad, la
=
mogelijkheid, de
postal, la
=
ansichtkaart, de
próximo / -a
=
volgend / volgende
¡qué suerte!
=
wat een geluk!
¿qué tiempo hace?
=
wat voor weer is het?
querido / -a:
=
lieve..., / beste...,
queso, el
=
kaas, de
quinto, el
=
5e, de
recomendable
=
aan te raden / raadzaam
regalar
=
schenken / cadeau doen
reloj, el
=
klok / horloge, de
¡repite!
=
herhaal!
riesgo, el
=
risico, het / kans, de
rojo / -a
=
rood
ropa, la
=
kleding, de
ropa de abrigo, la
=
warme kleding, de
salchicha, la
=
worst, de
sandalias, las
=
sandalen, de
sangre, la
=
bloed, het
sangría, la
=
sangria, de
ser práctico / -a
=
handig zijn
siempre
=
altijd
siglo, el
=
eeuw, de
sitio, el
=
plaats / plek, de
tacón, el
=
hak, de
tarjeta de banco / tarjeta bancaria, la
=
bankpas, de
temperatura, la
=
temperatuur, de
tiempo, el
=
weer, het
típico / -a
=
typisch
toalla, la
=
handdoek, de
todo / -a
=
heel / de hele
tormenta, la
=
onweer, het / storm, de
va a llover / nevar / helar
=
het gaat regenen / sneeuwen / vriezen
vaqueros, los
=
spijkerbroek, de
variar
=
variëren
verde
=
groen
vestido, el
=
jurk, de
viento, el
=
wind, de
viento fuerte
=
harde / stevige wind
violeta
=
paars
violeta, la
=
viooltje, het
ya
=
al
zapatillas, las
=
gymschoenen, de