Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Latijn Nederlands
  • absum (abesse) = afwezig zijn / (+ ab + abl.) verwijderd zijn van
  • impetus, impetus = aanval / aandrang
  • oppugno (oppugnare) = aanvallen / bestormen
  • aegre (bijw.) = met moeite
  • aeger, -gra, -grum (aegri) = ziek
  • moenia, -ium = (stads)muren
  • undique (bijw.) = van alle kanten / aan alle kanten / overal
  • murus = muur
  • iacio (iacĕre) = werpen / gooien
  • coeptus = ppp van coepi / ik begon
  • telum = werptuig / mv. wapens
  • finis, finis (m) = einde / grens
  • fines, finium (mv.) = gebied
  • nobilitas, nobilitatis (v) = adel
  • gratia = gunst / invloed / charme 3. dank
  • gratia (+ gen.) = dankzij / wegens / om(wille) (gratia staat direct áchter het woord in de genitivus)
  • sui (mv.) = de zijnen (hunnen) / zijn (hun) verwanten / aanhangers
  • praesum (praeesse) + dat. = de leiding hebben over
  • legatus = gezant / onderbevelhebber
  • subsidium = hulp
  • diutius (bijw.) = langer (comparativus van diu)
  • adventus, adventus = komst
  • defendo (defendĕre) = verdedigen
  • studium = ijver / belangstelling / enthousiasme 3. studie
  • potior (potiri) + abl. = bemachtigen
  • discessi = perf. van discedo (discedĕre)
  • discedo (discedĕre) = uiteengaan / weggaan
  • ad + gerundium = om te...