Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Italiaans Nederlands
  • l’appuntamento = de afspraak
  • il / la dentista = de tandarts
  • urgente = urgent, dringend
  • il dente = de tand; de kies
  • mi fa (molto) male = het doet me (erg) zeer
  • fare male = zeer doen
  • il dottore = de arts
  • Che cos’ha? = Wat heeft u?
  • la caviglia = de enkel
  • slogato = verstuikt
  • cadere (caduto) = vallen / gevallen
  • una slogatura = een verstuiking
  • riposare = rusten / uitrusten
  • la pomata = de zalf
  • l’ospedale (m.) = het ziekenhuis
  • il pronto soccorso = EHBO
  • in fondo a = aan het eind van
  • il braccio = de arm
  • gonfio = gezwollen
  • una puntura = een steek
  • una zanzara = een mug
  • allergico = allergisch
  • essere allergico a qualcosa = allergisch zijn voor iets
  • sembrare = lijken
  • una vespa = een wesp
  • una crema = een crème
  • spalmare = smeren
  • una volta = een keer
  • Se fra tre giorni non passa... = Als het over drie dagen niet over is ...
  • consultare = raadplegen
  • terribile = verschrikkelijk
  • il mal di testa = de hoofdpijn
  • paracetamolo = paracetamol
  • passare = overgaan
  • qualcosa di più forte = iets sterkers
  • forte = sterk
  • consigliare = aanbevelen
  • una compressa = een tablet (ook: een kompres)
  • al massimo = hooguit
  • alla volta = per keer
  • lo stomaco = de maag
  • a stomaco pieno = op een volle maag
  • presto = hier: snel, gauw
  • una crema solare = een zonnebrandcreme
  • contro = tegen
  • una scottatura = een verbranding, brandwond
  • la ricetta = het recept
  • la medicina = het medicijn
  • pronto = hier: klaar
  • l’incidente (m.) = het ongeluk
  • i carabinieri = de politie ( ± marechaussee)
  • la voce = de stem
  • il chilometro = de kilometer
  • A che chilometro? = Bij welke kilometerpaal?
  • appena = net
  • la fabbrica = de fabriek
  • la virgola = de komma
  • l’ambulanza = de ambulance
  • l’incendio = de brand
  • il fuoco = het vuur
  • i vigili del fuoco = de brandweer
  • assicurare = verzekeren
  • oddio = oh God
  • prendere fuoco = vlam vatten
  • fare presto = opschieten
  • avvisare = melden (hier: bellen)
  • scendere (sceso) = uitstappen; (af)dalen
  • l’aiuto = de hulp
  • la polizia = de politie
  • cercare di = proberen om
  • tra = hier: over