Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Italiaans Nederlands
  • la ditta = het bedrijf
  • internazionale = internationaal
  • che = die (betrekkelijk voornaamwoord)
  • esportare = exporteren
  • la Francia = Frankrijk
  • la Germania = Duitsland
  • la filiale = het filiaal
  • spesso = vaak, dikwijls
  • visitare = bezoeken
  • agosto = augustus
  • il Belgio = België
  • qualcosa = iets
  • dentro = binnen
  • fuori = buiten
  • cosa bevi? = wat drink je?
  • bere = drinken
  • il gelato = het ijsje (consumptie-ijs)
  • il ghiaccio = het ijs (blokjes)
  • un gelato misto = een ijsje met verschillende smaken
  • misto = gemengd
  • difficile = moeilijk
  • solo = slechts / alleen / alleen maar
  • la lingua = de taal
  • architettura = architectuur
  • la fiera dell’automobile = de autobeurs
  • l’automobile (vr.) = de automobiel
  • quant’è? = hoeveel is het?
  • il cameriere = de ober
  • Lascia, offro io. = Laat maar, ik trakteer.
  • lasciare = laten
  • All’ufficio di collocamento = Bij het arbeidsbureau
  • l’impiegato = de baliemedewerker
  • il campeggio = de camping
  • il personale = het personeel
  • giugno = juni
  • luglio = juli
  • turco = Turk / Turks
  • abbastanza = redelijk
  • un po’ di = een beetje
  • francese = Fransman / Frans
  • il turista / la turista (m. meerv.: i turisti vr. meerv.: le turiste) = de toerist
  • come = hier: zoals
  • lo studio = de studie
  • il numero di telefono = het telefoonnummer
  • il telefono = de telefoon
  • alla reception dell’albergo = bij de receptie van het hotel
  • la reception = de receptie
  • la camera singola/ la singola = de eenpersoonskamer
  • la camera = de kamer
  • il bagno = de badkamer
  • il balcone = het balkon
  • la notte = de nacht
  • tranquillo = rustig
  • passare = langskomen
  • rumoroso = lawaaiig
  • la colazione = het ontbijt
  • compreso = inbegrepen
  • extra = extra
  • la Visa = de Visacard
  • il documento = hier: het paspoort / de ID-kaart
  • la chiave = de sleutel
  • secondo = tweede
  • il piano = de verdieping
  • l’ascensore (m.) = de lift
  • lì = daar
  • buonanotte = welterusten