DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Frans
Malmberg
D'accord3
5havo
5havo-M4-FN
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Frans
Nederlands
bouleversant
=
aangrijpend
démontrer
=
bewijzen
disponible
=
beschikbaar
la filière
=
de studierichting
la moyenne
=
het gemiddelde
le dossier d’inscription
=
het aanmeldingsdossier
les frais
=
de kosten
les frais de scolarité
=
het collegegeld
obtenir
=
behalen / verkrijgen
particulièrement
=
in het bijzonder
postuler
=
solliciteren
réduit
=
laag
réputé
=
beroemd
rural
=
landelijk
dégoûter
=
tegenstaan
exprimer
=
uitdrukken
l’acharnement
=
de hardnekkigheid
l’emploi
=
de baan
l’espèce
=
de soort
la recherche
=
het wetenschappelijk onderzoek
le chômage
=
de werkloosheid
le médecin généraliste
=
de huisarts
le pêcheur
=
de visser
le poste
=
de betrekking
renforcer
=
versterken
combattre
=
vechten tegen
du même genre
=
van dezelfde stijl
faire froid dans le dos
=
rillingen lopen over je rug
l’époque
=
de periode
l’hommage
=
het eerbetoon
l’inondation
=
de overstroming
la blague
=
de mop
la maladresse
=
de onhandigheid
la rencontre
=
de ontmoeting
le quotidien
=
het dagelijks leven
le tome
=
het boekdeel
multiplier
=
vermenigvuldigen
paisible
=
rustig
passionnant
=
boeiend
ravager
=
verwoesten
réfléchir
=
nadenken
résoudre
=
oplossen
sauver
=
redden
dénoncer
=
aangeven
échouer à
=
zakken voor
l’épreuve
=
de toets
l’honnêteté
=
de eerlijkheid
le palmarès
=
de ranglijst
répandre
=
verspreiden
se moquer de
=
de gek steken met
tricher
=
vals spelen
la couche
=
de laag
effondrer
=
instorten
inonder
=
overstromen
or
=
welnu
perturber
=
verstoren
proche
=
dichtbij
sale
=
vuil
sauter
=
springen
le titre
=
de kop
le trou
=
het gat
la voie
=
de weg
déballer
=
uitpakken
l’emballage
=
de verpakking
enfoncer dans
=
wegzakken in
périssable
=
vergankelijk
la perte
=
het verlies
pourrir
=
verrotten
le rayon
=
het schap
la récolte
=
de oogst
apercevoir
=
zien
border
=
staan
le bras
=
de arm
la colle
=
de lijm
échapper
=
ontsnappen
prêter à
=
lenen aan
la vague
=
de golf
concevoir
=
bedenken
cru
=
rauw
envahir
=
veroveren
fade
=
flauw
incliner
=
buigen
la lessive
=
het wasmiddel
la sueur
=
het zweet
la tenue
=
de kleding