DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Frans
Malmberg
D'accord3
5havo
5havo-M2-FN
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Frans
Nederlands
chuter
=
terugvallen
davantage
=
meer
faire du patin à roulettes
=
rolschaatsen
l'équilibre
=
het evenwicht
la corpulence
=
de zwaarlijvigheid
le taux de glucose
=
het glucosegehalte
les chercheurs
=
de onderzoekers
les maladies cardiovasculaires
=
de hart- en vaatziekten
mettre en association
=
met elkaar in verband brengen
n’importe quel
=
welke dan ook
précoce
=
vroegtijdig
abaisser
=
dalen
cardiaque
=
van het hart
modéré
=
gematigd
l'eau glacée
=
het ijswater
la détente
=
de ontspanning
la tâche ménagère
=
de huishoudelijke taak
le bénéfice
=
het nut
les baguettes chinoises
=
Chinese eetstokjes
le remède
=
het hulpmiddel
s’intégrer
=
opgenomen worden in
faire du footing
=
joggen
diffuser
=
uitzenden
être connoté à
=
verband houden met
être convaincu
=
overtuigd zijn
la courtoisie
=
de beleefdheid
la mise à jour
=
het bijwerken
rédiger
=
schrijven
tenir à
=
waarde hechten aan
empailler
=
opzetten van dode dieren
la vocation
=
de roeping
le chien de garde
=
de waakhond
le chien de secours
=
de reddingshond
le chiot
=
de pup
le col
=
de bergpas
le moine
=
de monnik
sauver
=
redden
une avalanche
=
een lawine
contourner
=
omzeilen
des pelles et des râteaux
=
scheppen en harken
ensablé
=
onder zand bedolven
la balise
=
het baken
la navigation à l’ancienne
=
de ouderwetse navigatie
le pneu
=
de band
le volant
=
het stuur
prendre cap
=
koers zetten
un carnet de bord
=
het verslag
un orphelinat
=
een weeshuis
une erreur de pilotage
=
een stuurfout
une falaise
=
een klif
une intempérie
=
het slechte weer
flatter
=
vleien
gérer
=
beheren
la facette
=
de kant
le fichier
=
het bestand
méfiant
=
argwanend
mettre en valeur
=
goed tot zijn recht laten komen
mordre
=
bijten
détruire
=
vernietigen
la boucle
=
de lus
la couche
=
de laag
le puits
=
de put
lors de
=
tijdens
médiéval
=
middeleeuws
remonter dans le temps
=
teruggaan in de tijd
tel
=
dergelijk
urbain
=
stads
bénéficier de
=
profiteren van
imposer à
=
opleggen aan
invendu
=
onverkocht
l'amende
=
de boete
la dette
=
de schuld
la poubelle
=
de vuilnisbak
le colis alimentaire
=
het voedselpakket
le gaspillage
=
de verspilling
les déchets
=
het afval
un défaut
=
een gebrek
une association caritative
=
een liefdadigheidsorganisatie
le butin
=
de buit
une liasse
=
een bundel
abandonner
=
verlaten
ramasser
=
oprapen
sens interdit
=
verboden in te rijden
suspendu
=
geschorst
le permis
=
het rijbewijs
l'instituteur
=
de onderwijzer
tarder à
=
lang over iets doen
en matière de
=
op het gebied van
rare
=
zeldzaam
tardivement
=
laat
le maillot
=
het voetbalshirt
impensable
=
ondenkbaar
l'inverse
=
het omgekeerde
l’air du temps
=
de tijdgeest
notamment
=
met name
honteux
=
beschamend
le goût
=
de smaak
répandu
=
wijdverbreid
le survêtement
=
het trainingspak
la lingette
=
het reinigingsdoekje
la poignée
=
het handvat
la serviette
=
de handdoek
le chiffon
=
de doek
le clavier
=
het toetsenbord
le coude
=
de elleboog
le gant
=
de handschoen
le séchoir
=
de droger
les germes
=
de ziektekiemen
respiratoire
=
van de luchtwegen
à moité vide
=
half leeg
abuser de
=
misbruik maken van
au hasard
=
bij toeval
en contrepartie
=
daartegenover
étouffer
=
stikken
j’ai failli
=
ik was bijna
l’étudiant en droit
=
de rechtenstudent
la démarche
=
de stap
le compatriote
=
de landgenoot
le cours en amphi
=
het hoorcollege
le mémoire
=
de scriptie
râler
=
mopperen
boucher
=
verstoppen
déclencher
=
teweegbrengen
l'évier
=
de gootsteen
la graisse
=
het vet
le cochon
=
het varken
le navire
=
het schip
un égoût
=
een riool
nu
=
naakt
repérer
=
ontdekken
échanger
=
omwisselen
interpeller
=
aanspreken
l’élu
=
de uitverkorene
la cible
=
de doelgroep
le précurseur
=
de voorloper
le préservatif
=
het condoom
le sida
=
aids
dresser
=
oprichten
édifier
=
bouwen
extraire
=
uithalen
l'élevage
=
de veeteelt
le tombeau
=
het graf
gravir
=
klimmen
l'ascension / l'escalade
=
de beklimming
un gratte-ciel
=
een wolkenkrabber
le sommet
=
de top
une fois que
=
zodra
bénévolement
=
vrijwillig
bien que
=
hoewel
l'illettré
=
de analfabeet
la cloche
=
de klok
le don
=
de gift