DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Frans
Malmberg
D'accord3
4vwo
4vwo-H6-FN
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Frans
Nederlands
mettre en place
=
klaarzetten
le saisonnier
=
de seizoenwerker
en tant que
=
als / in de hoedanigheid van
le plat
=
het gerecht
le jour de congé
=
de vrije dag
se reposer
=
uitrusten
les horaires
=
de werktijden / het werkrooster
faire la plonge
=
afwassen
faire le service
=
de bediening doen
reprendre
=
het werk hervatten / hervatten
la commande
=
de bestelling
le serveur
=
de ober
effectuer
=
uitvoeren / klaarmaken
le jour de repos
=
de vrije dag / de rustdag
autant de
=
net zoveel / net zoveel als
la chance
=
het geluk
dès que
=
zodra
essentiellement
=
hoofdzakelijk
se faire comprendre
=
zich duidelijk maken
ça se dit
=
het wordt gezegd
comme ça
=
zo / op die manier
rattacher à
=
binden met / verbinden met
type
=
gemiddeld / standaard
uniquement
=
uitsluitend / alleen maar
des fois
=
soms
plutôt
=
meer / eerder
quinze jours
=
twee weken / 15 dagen / vijftien dagen
affirmer
=
beweren / verklaren
avoir à disposition
=
ter beschikking hebben
désormais
=
voortaan / vanaf nu / vanaf heden
infini
=
grenzeloos / onbegrensd / eindeloos
l’assurance
=
de verzekering / de zekerheid
l’attitude
=
de houding
l’émergence
=
de opkomst
l’offre et la demande
=
vraag en aanbod
la catastrophe naturelle
=
de natuurramp
la guerre
=
de oorlog
la misère
=
de armoede / de ellende
la population locale
=
de lokale bevolking
la révélation
=
de openbaring
la vie rangée
=
het keurige leventje
la ville déserte
=
de verlaten stad
le prix cassé
=
de bodem prijs
les possibilités infinies
=
de grenzeloze mogelijkheden
s’insurger contre
=
in opstand komen tegen
sans cesse
=
voortdurend / onophoudelijk
se balader
=
een wandeling maken / wandelen
se consacrer à
=
zich wijden aan
surprenant
=
verbazingwekkend
à tout jamais
=
voor altijd
déborder
=
overlopen
émerveiller
=
verbaasd doen staan / verbazen / doen verbazen
émouvoir
=
ontroeren
être en éveil
=
geprikkeld worden
être interpellé
=
geroepen worden
fixer quelqu’un
=
iemand aanstaren
la descente
=
het uitstappen
la senteur
=
de geur
le cri
=
de schreeuw
le feu d’artifice
=
het vuurwerk
le vif du sujet
=
de kern van de zaak / er middenin
longer la côte
=
langs de kust lopen
prépondérant / prépondérante
=
overwegend / overheersend
saisissant
=
adembenemend
tant à …
=
zowel op … / zowel op
un ravissement pour les yeux
=
een streling voor het oog
une épice
=
een kruid / een specerij
venir de + infinitif
=
zojuist … / zojuist
vif / vive
=
fel / hevig
accompagner
=
vergezellen
accueillir
=
ontvangen
améliorer
=
verbeteren
autant … que … / autant que
=
zowel … als … / zowel als
collectif
=
gezamenlijk
être habitué à
=
gewend zijn om / gewend zijn aan
garder
=
houden
l’environnement
=
de omgeving
l’espoir
=
de hoop
la lutte
=
het gevecht
le désert
=
de woestijn
le jumelage
=
de stedenband
le paysage
=
het landschap
le peuple
=
het volk
occidental
=
westers
passer
=
overbrengen
recueillir
=
opvangen / verzamelen
soutenir
=
steunen
un séjour
=
een verblijf
un souvenir
=
een herinnering
un accompagnateur
=
een groepsleidster / een groepsleider
un étudiant
=
een studente / een student
une opportunité
=
een buitenkans
afin de
=
om te
branché / branchés
=
hip / modern
contribuer
=
bijdragen
déjà
=
al
écolo
=
milieufreak
la balade
=
de wandeling
la racine
=
de wortel / de oorsprong
le cas
=
het geval
le commerce équitable
=
de eerlijke handel
le fondateur
=
de oprichter
le réseau d’amis
=
het vriendennetwerk
le retraité
=
de gepensioneerde
le sondage
=
de peiling
lors de
=
tijdens
même
=
zelfs
nommer
=
noemen
plus exactement
=
preciezer
recevoir
=
krijgen / ontvangen