Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • le royaume = het koninkrijk
  • la conquête = de verovering
  • le désert = de woestijn
  • le plat = het gerecht
  • la vapeur = de stoom
  • en terre = van aardewerk
  • bouger = bewegen
  • l'ambiance = de sfeer
  • tutoyer quelqu'un = iemand met 'jij' aanspreken
  • marchander = onderhandelen
  • le col = de kraag
  • la soie = de zijde
  • essayer = proberen
  • le lendemain = de volgende dag
  • la coutume = de gewoonte
  • un bâtiment = een gebouw
  • le savon = de zeep
  • frotter = wrijven
  • rincer = afspoelen
  • enlever = verwijderen
  • la peau = de huid
  • mouillé = nat
  • les épices = de kruiden
  • la viande = het vlees
  • le thon = de tonijn
  • un œuf = een ei
  • des œufs = eieren
  • égoutter = uitlekken
  • couper = snijden
  • accompagner = vergezellen
  • mignon = schattig (m)
  • mignonne = schattig (v)
  • décider = besluiten
  • un baiser = een zoen
  • un adolescent = een puber
  • une petite amie = een vriendinnetje
  • s'embrasser = elkaar zoenen
  • une nouvelle = een nieuwtje
  • dépendre de = afhangen van
  • le poids = het gewicht
  • lourd = zwaar
  • la clé = de sleutel
  • un chant = een lied
  • un concours = een wedstrijd
  • la pleine lune = de volle maan
  • l'ombre = de schaduw
  • le quartier = de wijk
  • la campagne = het platteland
  • agréable = aangenaam
  • les œuvres = de kunstwerken
  • célèbre = beroemd
  • monter à cheval = paardrijden
  • d'ailleurs = trouwens
  • pleurer = huilen
  • la disparition = het verdwijnen
  • abandonner = verlaten
  • un essai = een proef
  • se passer de = missen
  • mon truc = mijn ding
  • il faudra = ik zal moeten
  • indifférent = onverschillig
  • le réseau = het netwerk