Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • lors de = tijdens
  • il soutient = hij steunt
  • changer de côté = wisselen van helft
  • mener = leiden
  • un coup franc = een vrije schop
  • un tir = een schot
  • se disputer = ruzie maken
  • Ne t'inquiète pas! = Maak je niet ongerust!
  • doué = begaafd (m)
  • douée = begaafd (v)
  • c'est dans la poche = het is 'binnen'
  • le vantard = de opschepper
  • marcher sur les pieds = op de tenen trappen
  • Taisez-vous! = Zwijg!
  • aplati = platgemaakt
  • examiner = onderzoeken
  • Quelle misère! = Wat een ellende!
  • fixer un rendez-vous = een afspraak maken
  • il a dit = hij heeft gezegd
  • faire pipi = een plasje doen
  • le grand cerveau = het grote brein
  • le scotch = de plakband
  • C'est différent! = Het is anders!
  • un club public = een algemene club
  • l'essence = de benzine
  • un cheval = een paard