Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • participer = deelnemen
  • faire la cuisine = koken
  • la cuisinière = de kokkin
  • le mari = de echtgenoot
  • une bouteille = een fles
  • un ouvre-boîte = een blikopener
  • la pluie = de regen
  • manger = eten
  • la confiture = de jam
  • le beurre = de boter
  • un repas = een maaltijd
  • acheter = kopen
  • je voudrais / j'aimerais = ik zou graag willen
  • inventer = uitvinden
  • autre chose = iets anders
  • une glace = een ijsje
  • de l’argent = geld
  • un verre = een glas
  • un pichet de vin rouge / une carafe de vin rouge = een karaf rode wijn
  • de l'eau plate = water zonder prik
  • de l’eau pétillante = water met prik
  • quelques minutes = enkele minuten
  • plus tard = later
  • le plateau = het dienblad
  • remarquer = opmerken
  • l’anniversaire = de verjaardag
  • l’oncle = de oom
  • raconter = vertellen
  • utiliser = gebruiken
  • le sucre = de suiker
  • le sel = het zout
  • le poivre = de peper
  • ajouter = toevoegen
  • se trouver = zich bevinden
  • le dessert = het toetje
  • le déjeuner = de lunch
  • le portemonnaie = de portemonnee
  • la fenêtre = het raam
  • la même chose = hetzelfde
  • la fraise = de aardbei
  • Combien de tomates? = Hoeveel tomaten?
  • une tranche de jambon = een plak ham
  • une pomme = een appel
  • voilà = alsjeblieft (als je iets geeft) / alsjeblieft
  • s’il te plaît = alsjeblieft (in vraag) / alsjeblieft