Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • un frère = een broer
  • une soeur = een zus
  • la langue = de taal
  • la copine / l'amie = de vriendin
  • ma valise = mijn koffer
  • j’ai mis = ik heb gelegd
  • remplacer = vervangen
  • chaque semaine = iedere week
  • passer = langsgaan
  • en ville = naar de stad
  • porter = dragen
  • faire des courses = boodschappen doen
  • acheter = kopen
  • Pourquoi? = Waarom?
  • parce que = omdat
  • le jour = de dag
  • tôt = vroeg
  • Il fait beau! = Het is mooi weer!
  • rester = blijven
  • vite = snel
  • l’après-midi = de middag
  • la grand-mère = de grootmoeder
  • demander = vragen
  • une heure = een uur
  • les devoirs = het huiswerk
  • un enfant = een kind
  • une robe = een jurk
  • court / courte = kort
  • le soir = s avonds
  • donner = geven
  • le grand-père = de grootvader
  • content / contente = blij
  • commander = bestellen
  • en ligne / sur Internet = op internet
  • bon marché = goedkoop
  • un blouson = een jack
  • le vendeur = de verkoper
  • je regrette = het spijt me
  • trop = te
  • cher / chère = duur