Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • marié avec = getrouwd met
  • le métier = het beroep
  • un entraîneur = een trainer
  • la tête = het hoofd
  • le bras = de arm
  • la main = de hand
  • le doigt = de vinger
  • le pied = de voet
  • la jambe = het been
  • tourner = draaien
  • le joueur = de speler
  • parler de = praten over
  • l’eau = het water
  • nouveau = nieuw
  • le portable = het mobieltje
  • la poche = de broekzak
  • un texto / un SMS = een sms’je
  • tout de suite = onmiddellijk
  • même = zelfs
  • aujourd’hui = vandaag
  • rencontrer = ontmoeten
  • une promenade / une balade = een wandeling
  • C’est interdit. = Het is verboden.
  • Comme vous! = Net als jullie!
  • entre = tussen
  • représenter = vertegenwoordigen
  • aider = helpen
  • arriver = aankomen
  • un tableau / une peinture = een schilderij
  • célèbre / fameux / connu = beroemd
  • le peintre = de schilder
  • ici = hier
  • ensemble = samen
  • regarder = kijken naar
  • gagner = winnen
  • adorer = dol zijn op
  • détester = een hekel hebben aan
  • fermer = sluiten
  • donc = dus
  • ranger = opruimen
  • dimanche = zondag
  • ma copine / mon amie = mijn vriendin