DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Frans
Malmberg
D'accord2
5vwo
5vwo-H3-FN
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Frans
Nederlands
diffuser
=
uitzenden
l’insomnie
=
de slapeloosheid
la chaîne
=
het net
la pollution
=
de vervuiling
la responsabilité
=
de verantwoordelijkheid
mensuel
=
maandelijks
préoccuper
=
bezorgd maken
satisfaire
=
tevreden stellen
souffrir de
=
lijden aan
un amateur
=
een liefhebber
une extraterrestre / un extraterrestre
=
een buitenaards wezen
une attente
=
een verwachting
une émission
=
een uitzending
à l’occasion de
=
ter gelegenheid van
accro à
=
verslaafd aan
avec modération
=
met mate
branché
=
in de mode
combler
=
opvullen
de façon occasionnelle
=
bij gelegenheid
dû à (devoir à) / dû à / due à (devoir à) / due à
=
veroorzaakt door
en rupture avec la société
=
buiten de maatschappij
euphorisant
=
opbeurend
excessif
=
extreem
gagner
=
verdienen
haïr
=
haten
issu de
=
afkomstig uit
l’accoutumance
=
de gewenning
l’euphorie / la joie
=
de vreugde
la toxicité
=
de giftigheid
ressortir de
=
blijken uit
restreint
=
beperkt
sociable
=
gezellig
toxique
=
giftig
un excès
=
een uitspatting
bouter
=
verbannen
emboîter le pas
=
op de voet volgen
franchir le pas
=
de knoop doorhakken
griller une cigarette
=
een sigaretje roken
l’interdiction
=
het verbod
la suppression
=
de afschaffing
la tolérance
=
de verdraagzaamheid
le fumeur
=
de roker
le sevrage
=
het afkicken
pendant les intercours
=
tussen de lesuren
se soucier de
=
zich druk maken over
un établissement
=
een school
une augmentation
=
een toename
une baisse
=
een daling
une rue passante
=
een drukke straat
veiller à ce que
=
ervoor zorgen dat
d’ailleurs
=
trouwens
même si
=
zelfs al
comme
=
omdat
il n’empêche / reste que
=
toch
autant dire
=
het komt erop neer dat
au-delà
=
verder
désormais
=
voortaan
acquérir de l’expérience
=
ervaring opdoen
de plomb
=
van lood
découper
=
uitknippen
en temps décalé
=
met wisselende tijden
initial
=
aanvankelijk
le morceau de verre
=
het stukje glas
le réseau
=
het raamwerk
le vitrail / les vitraux
=
het gebrandschilderde raam
les chemins de fer
=
de spoorwegen
les ciseaux
=
de schaar
les rudiments
=
de grondbeginselen
rassembler
=
samenvoegen
à proprement parler
=
eerlijk gezegd
des cellules cancéreuses
=
kankercellen
endommagé
=
beschadigd
équilibré
=
uitgebalanceerd
être maître de soi
=
zich beheersen
l’abandon
=
het verlaten
l’alimentation
=
de voeding
la masse musculaire
=
de spiermassa
la pathologie
=
de ziekteleer
le besoin
=
de behoefte
le taux
=
het percentage
prendre conscience de
=
bewust worden van
prendre soin de
=
zorgen voor
tendre vers
=
neigen naar
à quel point
=
in hoeverre
arriver à
=
iets redden
avoir lieu
=
plaatsvinden
être touchée / être touché
=
geroerd zijn
le perdant
=
de verliezer
le vainqueur
=
de winnaar
récompenser
=
bekronen
s’attendre à
=
verwachten
le cauchemar
=
de nachtmerrie
la ruse
=
de slimmigheid
assurer
=
verzekeren
le recruteur
=
de werver
un apprenti
=
een leerling
retenir
=
vasthouden
les outils
=
het gereedschap
veiller
=
waken
malin
=
slim
costaud
=
stevig
hériter
=
erven
amer
=
bitter
au péril de
=
met gevaar voor
la cicatrice
=
het litteken
embêter
=
lastigvallen
en or
=
gouden
le souci
=
de zorg
le fouet
=
de zweep
le cerveau
=
de hersenen
un clin d’oeil
=
een knipoog
un éclat de rire
=
een schaterlach
une blague
=
een grapje
sangloter
=
snikken
inondé
=
overstroomd
un poignet
=
een pols
trancher
=
doorsnijden
troubler
=
in verwarring brengen
bilingue
=
tweetalig
l’enseignement
=
het onderwijs
la langue
=
de taal
la phonétique
=
de klankleer
la sonorité
=
de klank
le sous-titrage
=
de ondertiteling
le vocabulaire
=
de woordenschat
prononcer
=
uitspreken
traduit
=
vertaald
une expression
=
een uitdrukking