Compañeros deel 1

Woordenlijsten Compañeros deel 1

Hier vind je de woordenlijsten van Compañeros deel 1 van Intertaal.

Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Spaans Nederlands
  • el vocabulario = de woordenschat
  • la gramática = de grammatica
  • ser = zijn
  • llamarse = heten
  • la comunicación = de communicatie
  • la destreza = de vaardigheid
  • la cultura = de cultuur
  • relaciona = verbind
  • el lápiz = het potlood
  • la regla = de liniaal
  • la mochila = de rugzak
  • el borrador = de bordenwisser
  • la mesa = de tafel
  • la pizarra = het schoolbord
  • el bolígrafo = de balpen
  • el diccionario = het woordenboek
  • la silla = de stoel
  • el libro = het boek
  • el ordenador = de computer
  • el cuaderno = het schrift
  • el sacapuntas = de puntenslijper
  • las tijeras = de schaar
  • la goma de borrar = de gum
  • escucha = luister
  • practica = oefen
  • este = dit / deze
  • la expresión = de uitdrukking
  • tradúcelas = vertaal ze
  • puedes = je kunt
  • repetir = herhalen
  • por favor = alsjeblieft
  • el favor = de gunst
  • ¿qué? = wat?
  • significa = het betekent
  • el reloj = het horloge
  • lo siento = het spijt me
  • pero = maar
  • no = nee
  • te = jou
  • entiendo = ik begrijp
  • ¿cómo? = hoe?
  • se dice = men zegt
  • decir = zeggen
  • en español = in het Spaans
  • el español = het Spaans
  • hablar = praten
  • más despacio = langzamer
  • más = meer
  • despacio = langzaam
  • la pregunta = de vraag
  • con = met
  • la respuesta = het antwoord
  • me = mij
  • ¿en qué página? = op welke pagina?
  • la página = de pagina
  • estamos = we zijn
  • deletrea = hij spelt
  • = ja
  • claro = natuurlijk
  • otra vez = nog een keer
  • y = en
  • repite = herhaal
  • el diálogo = het gesprekje
  • el abecedario = het alfabet
  • pregunta = vraag
  • contesta = antwoord
  • tu = jouw
  • como = zoals
  • el ejemplo = het voorbeeld
  • te llamas = je heet
  • escribir = schrijven
  • el compañero = de klasgenoot
  • la compañera = de klasgenote
  • completa = vul aan
  • sin = zonder
  • juega al = speel
  • veo, veo = ik zie, ik zie wat jij niet ziet
  • veo = ik zie
  • ves = je ziet
  • un = een
  • la cosita = het dingetje
  • la letrita = het lettertje
  • ahora = nu
  • = jij
  • lee = lees
  • el mapa = de landkaart
  • la ciudad = de stad
  • la comunidad = de autonome regio
  • la lengua = de taal
  • oficial = officieel
  • la capital = de hoofdstad
  • está = is
  • el centro = het centrum
  • el país = het land
  • hay = er is / er zijn
  • autónomo = autonoom
  • por ejemplo = bijvoorbeeld
  • el noreste = het noordoosten
  • el este = het oosten
  • el sur = het zuiden
  • el norte = het noorden
  • el noroeste = het noordwesten
  • me llamo = ik heet
  • tengo doce años = ik ben twaalf jaar
  • tengo = ik heb
  • doce = twaalf
  • el año = het jaar
  • soy = ik ben
  • soy de = ik kom uit
  • en = in
  • el padre = de vader
  • el mecánico = de monteur
  • la madre = de moeder
  • el camarero = de ober
  • la camarera = de serveerster
  • ¿qué tal? = hoe gaat het?
  • trece = dertien
  • junto a = naast
  • junto al = naast de
  • el mar = de zee
  • el mar mediterráneo = de Middellandse Zee
  • el hermano = de broer
  • la hermana = de zus
  • muy = heel / erg
  • bien / buen = goed
  • el estudiante = de leerling
  • ¿quién? = wie?
  • sevillano = uit Sevilla