Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • bref = kortom
  • convoquer = oproepen
  • de force = met geweld
  • éteindre = uitzetten, uitdoen / uitzetten / uitdoen
  • la surface = de oppervlakte
  • remarquer = opmerken, bemerken / opmerken / bemerken
  • faire des économies = sparen
  • nourrir = voeden
  • briser = breken
  • aménager = inrichten
  • recueillir = verzamelen
  • économe = zuinig
  • appliquer = toepassen
  • le CDI / le Centre de Documentation et d’Information = de mediatheek
  • impliquer = betrekken
  • le millier = het duizendtal
  • s'arrêter = stilstaan, stoppen / stilstaan / stoppen
  • le proviseur = de rector
  • se rendre compte de = beseffen
  • apprécier = waarderen
  • la terminale = de eindexamenklas
  • bouger = bewegen
  • l'amélioration = de verbetering
  • une option = een keuze
  • au-delà de = achter, verder dan / achter / verder dan
  • dinque = niet goed wijs, gek / niet goed wijs / gek
  • il n'empêche que = dat neemt niet weg dat
  • pas non plus = ook niet
  • la pente = de helling
  • se remettre de = herstellen van
  • fou, folle = gek, dwaas / gek / dwaas
  • la souffrance = het lijden
  • une adolescence = een pubertijd
  • douloureux = pijnlijk
  • un éleveur = een fokker, een veehouder / een fokker / een veehouder
  • le récit = het verhaal
  • baptiser = dopen
  • à l'époque = toen, in die tijd / toen / in die tijd
  • traverser = oversteken
  • inaccessible = ontoegankelijk
  • malgré = ondanks
  • paraître = lijken
  • rejoindre = terugkeren naar, zich voegen bij / terugkeren naar / zich voegen bij
  • le traîneau = de slee
  • basculer = kantelen, veranderen / kantelen / veranderen
  • interdire = verbieden
  • terminer = eindigen
  • à juste titre = terecht