DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Frans
ThiemeMeulenhoff
Carte Orange
3 havo-vwo
3 hv - Unité 5 (Nieuw)
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Frans
Nederlands
vécu
=
geleefd / beleefd
fameux
=
beroemd (m)
fameuse
=
beroemd (v)
l’association
=
de vereniging
la voie
=
de weg
la voie ferrée
=
de spoorweg
transformer
=
veranderen / omvormen
la piste cyclable
=
het fietspad
le point de départ
=
het vertrekpunt
municipal
=
gemeente / gemeentelijk
monter une tente
=
een tent opzetten
la roulette
=
het wieltje
tester
=
testen
le sommeil
=
de slaap
certains
=
sommigen
la lune
=
de maan
l’angoisse
=
de angst
le fou rire
=
de slappe lach
le virage
=
de bocht
le parcours
=
de route
nocturne
=
nachtelijk
copieux
=
copieuse overvloedig / copieus
d’habitude
=
gewoonlijk
reprendre courage
=
weer moed vatten
attaquer
=
aanvallen
le témoignage
=
de getuigenis
en sens inverse
=
in tegenovergestelde richting
présent
=
aanwezig
je vis
=
ik leef / ik woon
la distraction
=
het vermaak / de verstrooiing
mener une enquête
=
een onderzoek doen
auprès de
=
bij
chacun
=
ieder (m) / elk (m)
chacune
=
ieder (v) / elk (v)
l’indépendance
=
de onafhankelijkheid
la solitude
=
de eenzaamheid
l’herbe
=
het gras
le bonheur
=
het geluk
tranquille
=
rustig
l’habitant
=
de inwoner
l’espace
=
de ruimte
s’allonger
=
zich uitstrekken / gaan liggen
le ciel
=
de hemel
l’ennui
=
de verveling
obligé
=
verplicht
heureux
=
gelukkig (m)
heureuse
=
gelukkig (v)
l’inconvénient
=
het ongemak / het nadeel
proche
=
dichtbij
bientôt
=
binnenkort / gauw
la liberté
=
de vrijheid
le chantier
=
de werkplaats
le bénévole
=
de vrijwilliger
le château
=
het kasteel
mélanger
=
mengen
s’ennuyer
=
zich vervelen
le feu de camp
=
het kampvuur
paresser
=
luieren
l’activité
=
de activiteit
lire
=
lezen
le bouquin
=
het boek
l’aventure
=
het avontuur
rénover
=
opknappen
discuter
=
discussiëren
la différence
=
het verschil
dormir tard
=
uitslapen
faire la lessive
=
de was doen
se casser le pied
=
je voet breken
descendre
=
naar beneden gaan / afdalen
la marche
=
de tree / de traptrede
l’histoire
=
het verhaal
bouger
=
bewegen
se déplacer
=
zich voortbewegen
la béquille
=
de kruk
le voyage
=
de reis
j’en ai ras le bol
=
ik ben het zat
avancer
=
vorderen
prévoir
=
voorzien
s’appeler
=
heten
se promener
=
wandelen
lever
=
optillen
se lever
=
opstaan
se mettre à
=
beginnen te
rendre
=
teruggeven
se rendre à
=
zich begeven naar
tromper
=
bedriegen
se tromper
=
zich vergissen