Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • absent = afwezig
  • to acquire = verwerven
  • the announcement = de aankondiging
  • annual = jaarlijks
  • any other business (AOB) = wat verder ter tafel komt (wvttk)
  • to apologise = zich verontschuldigen
  • the application = de aanmelding / de sollicitatie
  • to approve = goedkeuren
  • to attend = bijwonen
  • to be present = aanwezig zijn
  • to cancel = afzeggen
  • carefully = aandachtig
  • confidential = vertrouwelijk
  • current = huidig
  • to develop = ontwikkelen
  • to distribute = uitdelen
  • the due date = de vervaldatum
  • elaborate = uitgebreid
  • the empathy = het inlevingsvermogen
  • female = vrouwelijk
  • the gender / the sex = het geslacht
  • the general practitioner (GP) = de huisarts
  • the health insurance = de ziektekostenverzekering
  • if applicable = indien van toepassing
  • in general terms = in algemene zin
  • to leave blank = leeglaten
  • maintenance = de onderhoudsdienst
  • male = mannelijk
  • the membership = het lidmaatschap
  • the minutes = de notulen
  • muscular = gespierd
  • necessary = noodzakelijk
  • not applicable = niet van toepassing
  • the notes = de aantekeningen
  • the note taker = de notulist
  • to order = bestellen
  • the participant = de deelnemer
  • to pass on = doorgeven
  • to postpone = uitstellen
  • present = aanwezig
  • previous = vorig
  • to recognise = herkennen
  • the record = het verslag
  • to record = vastleggen
  • the reference point = het referentiepunt
  • to register = zich inschrijven
  • the registration = de inschrijving
  • regularly = geregeld
  • to report = rapporteren
  • to reschedule = verzetten
  • the response = de reactie
  • responsible = verantwoordelijk
  • to run late = later komen
  • to schedule = (in)plannen
  • the signature = de handtekening
  • significant = belangrijk
  • the slang = de straattaal
  • the source = de bron
  • to suggest = voorstellen
  • to summarise = samenvatten
  • the theft = de diefstal
  • understandable = begrijpelijk
  • the abbreviation = de afkorting
  • the accuracy = de nauwkeurigheid
  • to achieve = bereiken
  • the arrow = de pijl
  • available = verkrijgbaar
  • to boost = stimuleren
  • to check = nalopen