- Engels Nederlands
- between = tussen
- flat (tyre) = lek
- fun = leuk
- per = per
- person = de persoon
- should = zou moeten
- something = iets
- the appointment = de afspraak
- the confirmation = de bevestiging
- the daughter = de dochter
- the dentist = de tandarts
- the details = de details
- the ear = de oor
- the fee = het tarief
- the flood = de overstroming
- the flu = de griep
- the form = het formulier
- the location = de locatie
- the meeting = de vergardering
- the mistake = de fout
- the mix-up = de verwarring
- the package = het pakket
- the plan = de plan
- the post = de post
- the programme = het programma
- the question = de vraag
- the room = de kamer
- the toothache = de kiespijn
- the tyre = de band
- the weekend = het weekend
- to arrange = regelen
- to babysit = oppassen
- to book = boeken
- to check = nakijken
- to confirm = bevestigen
- to join = meedoen
- to make = maken
- to miss = missen
- to send = verzenden
- to suggest = aanraden
- urgent = dringend