DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Engels
Malmberg
Taalblokken Engels
A2 Werkboek en Online
TBEN-A2-H2-02 Spoken Interaction
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Engels
Nederlands
all right
=
goed
am
=
vóór de middag
anything
=
iets, ergens
as soon as possible
=
zo snel mogelijk
bye bye
=
dag
certainly
=
zeker
correct
=
juist
could
=
zouden kunnen
dirty
=
vies
down
=
omlaag
late
=
te laat
loud
=
hard
madam
=
mevrouw
pm
=
na de middag
sir
=
meneer
some
=
een paar
somebody
=
iemand
something
=
iets
the card
=
de bankpas
the complaint
=
de klacht
the corner
=
de hoek
the cost
=
de kosten
the customer
=
de klant
the discount
=
de korting
the double room
=
de tweepersoonskamer met tweepersoons bed
the elevator
=
de lift
the key
=
de sleutel
the member of staff
=
het personeelslid
the mistake
=
de vergissing
the moment
=
het moment
the neighbours
=
de buren
the passport
=
het paspoort
the pound
=
de pond
the price
=
de prijs
the reason
=
de reden
the receipt
=
de bon
the reception
=
de receptie
the room number
=
het kamernummer
the shower curtain
=
het douchegordijn
the single room
=
de eenpersoonskamer
the theatre
=
het theater
to be sorry
=
spijt hebben
to book
=
boeken
to call
=
bellen
to call back
=
terugbellen
to change
=
aanpassen / veranderen
to check in
=
inchecken
to check out
=
uitchecken
to cost
=
kosten
to email
=
mailen
to find out
=
uitzoeken
to forget
=
vergeten
to get a day off
=
een dag vrij krijgen
to handle
=
afhandelen
to help
=
helpen
to look forward to
=
zin hebben in
to make a mistake
=
zich vergissen / iets fout doen
to organise
=
organiseren
to pay by card
=
pinnen
to repeat
=
herhalen
to serve
=
serveren
to sort
=
regelen
to speak
=
spreken
to spell
=
spellen
to the top
=
helemaal naar boven
to turn left
=
linksaf gaan
to turn right
=
rechtsaf gaan
to understand
=
begrijpen
up
=
omhoog
wet
=
nat
will
=
zullen