Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • human rights = mensenrechten
  • human being = mens
  • apply to = van toepassing zijn op
  • cooperation = samenwerking
  • found = oprichten
  • liberty = vrijheid
  • equality = gelijkheid
  • foundation = basis
  • truly = echt
  • poetry = poëzie
  • literature = literatuur
  • seldom = zelden
  • rage = woede
  • peer = gelijke
  • volunteer = vrijwilliger
  • generally = gewoonlijk
  • smooth = soepel
  • wander = ronddwalen / rondslenteren
  • shoplift = winkeldiefstal plegen
  • law = wet
  • reject = afwijzen
  • psychologist = psycholoog
  • give in to / give in to - gave in to - given in to = toegeven aan
  • fit in = ergens bij horen
  • core = kern
  • random = willekeurig
  • dye = verven (bv. haar) / verven
  • cemetery = begraafplaats
  • brain = hersenen
  • advertising = reclame
  • consumer = consument
  • purchase = aankoop / kopen
  • decision = besluit
  • data = gegevens
  • extend to = reiken tot
  • preference = voorkeur
  • exert influence = invloed uitoefenen
  • equal = gelijk / hetzelfde
  • slightly = een beetje / lichtjes
  • expand = uitbreiden
  • advertisement / ad = advertentie
  • commercial = reclame (op tv of radio) / reclame
  • technique = techniek
  • well-known = bekend
  • approach = aanpak / benadering
  • intent = bedoeling / intentie
  • tasty = smakelijk
  • sausage = worst
  • herb = kruid
  • crunchy = knapperig
  • blanket = deken
  • luxurious = luxe
  • sleeve = mouw
  • available = beschikbaar
  • survey = enquête
  • set yourself a goal = jezelf een doel stellen
  • stick to = erbij blijven
  • supportive = ondersteunend
  • willpower = wilskracht
  • get motivated = gemotiveerd raken
  • quit = opgeven / stoppen met
  • optimistic = optimistisch
  • enrol on (a course) / enrol on = zich inschrijven voor (cursus, studie) / zich inschrijven voor
  • wealthy = rijk / welgesteld
  • be prepared to = bereid zijn om
  • especially = vooral
  • work experience = stage / werkervaring
  • chemistry = scheikunde
  • ultimate = ultiem
  • Medicine = medicijnen (studie) / medicijnen
  • photographer = fotograaf
  • graduate = afstuderen / diploma behalen
  • college degree = diploma van een hogere onderwijsinstelling