DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Engels
Malmberg
Realtime
3v
3v-H6-NE
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Engels
Nederlands
need
=
behoefte
own
=
bezitten
rent / hire
=
huren
supplies
=
benodigdheden
afford
=
zich veroorloven
cut / cut back
=
verminderen / snijden in
goal
=
doel
limit
=
grens / limiet / begrenzen / limiteren
purchase
=
aankoop / kopen
add up
=
optellen / oplopen
stock up
=
goederen inslaan / inslaan
napkin
=
servet
decoration
=
versiering
tub
=
vat / ton / kuip
handle
=
handgreep
torch
=
fakkel
convince
=
overtuigen
service
=
dienst
charge on
=
rekenen over / berekenen over
rate
=
niveau / tarief / koers
receipt
=
kassabon
shell
=
dop / schil
offer
=
aanbieding
coupon
=
kortingsbon
factory
=
fabriek
benefit
=
uitkering
building site
=
bouwplaats
payment
=
betaling
work out
=
berekenen / bedenken
quarter
=
kwart
duty
=
accijns (soort belasting) / accijns / taak
petrol
=
benzine
tackle
=
aanpakken
obesity
=
obesitas
consumption
=
gebruik / verbruik
blame
=
de schuld geven aan
switch to
=
overschakelen op
measure
=
maatregel
substantial
=
aanmerkelijk
unless
=
tenzij
drop
=
dalen
legislation
=
wetgeving
nutrition
=
voeding
policy
=
beleid
tax
=
belasting
harbour
=
haven
introduce a tax
=
belasting invoeren
fizzy
=
bruisend (van drank) / bruisend
interfere
=
ingrijpen / zich bemoeien met / tussenbeide komen
slim
=
slank
meet / meet - met - met
=
tegemoetkomen aan / vervullen
maintain
=
vasthouden aan
ready to / prepared to / willing to
=
bereid om
cause
=
oorzaak
application form
=
sollicitatieformulier
arrange
=
regelen
job interview / interview
=
sollicitatiegesprek
work overtime
=
overwerken
apply for
=
solliciteren naar
driving licence
=
rijbewijs
employment
=
werk / emplooi
unemployed
=
werkloos
qualification
=
getuigschrift / diploma
subject
=
schoolvak
applicant
=
sollicitant
assess / judge
=
beoordelen
judge
=
jureren
boss / supervisor
=
baas
pass on
=
doorgeven
achievement
=
prestatie
work independently
=
zelfstandig werken
gamble
=
gokken
pastime
=
vrijetijdsbesteding
addicted
=
verslaafd
display
=
laten zien / tonen
desperate
=
wanhopig
debt
=
schuld
withdraw / withdraw - withdrew - withdrawn
=
terugtrekken
appear
=
lijken
anxious
=
bang
moody
=
humeurig
allowance
=
zakgeld
at least
=
ten minste
bargain
=
koopje
profitable
=
winstgevend
owner
=
eigenaar
department
=
afdeling
trace
=
opsporen
grateful
=
dankbaar
object
=
voorwerp / ding
gratitude
=
dankbaarheid / dank
make a suggestion
=
voorstel doen
account number
=
rekeningnummer
marvellous / marvelous
=
fantastisch / geweldig