Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • treat = behandelen
  • mean = gierig
  • fair = eerlijk
  • independent = onafhankelijk
  • options = keuzes
  • wealth = rijkdom
  • budget = geld opzij zetten
  • goal = doel
  • afford = veroorloven / betalen
  • multiply = vermenigvuldigen
  • times = keer
  • What a pity! = wat jammer!
  • independence = onafhankelijkheid
  • permit = vergunning
  • grooming = verzorging
  • referee = scheidsrechter
  • supervisor = baas
  • basement = kelder
  • attic = zolder
  • gear = uitrusting / spullen
  • HR department = personeelszaken
  • application form = sollicitatieformulier
  • attend = bezoeken
  • improve = verbeteren
  • opportunity = gelegenheid / kans
  • workshop = een praktische les / praktische les / praktijkles / workshop
  • support = ondersteuning
  • badly = heel erg / erg
  • continue = doorgaan
  • force = dwingen
  • loyal = trouw
  • anniversary = trouwdag
  • hurt = pijn doen
  • interrupt = onderbreken
  • development = ontwikkeling
  • strict = streng
  • poverty = armoede
  • decision = besluit
  • farm = boerderij
  • mine = mijn
  • factory = fabriek
  • army = leger
  • developing country = ontwikkelingsland
  • conditions = omstandigheden
  • responsibility = verantwoordelijkheid