Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • beach = strand
  • close = dichtdoen
  • oil = olie
  • report = melden
  • shark = haai
  • travel = reizen
  • warning = waarschuwing
  • wash = wassen
  • weather = het weer / weer
  • burn = branden
  • coast = kust
  • dry = droog
  • forest = bos
  • hard = moeilijk
  • lose = verliezen
  • repair = repareren
  • safe = veilig
  • save = redden
  • tiny = heel klein
  • worried = bezorgd
  • dangerous = gevaarlijk
  • earthquake = aardbeving
  • first aid kit = eerstehulpdoos
  • forget = vergeten
  • furniture = meubels / meubilair
  • meet = ontmoeten
  • month = maand
  • outdoors = buiten
  • prepare = voorbereiden
  • spring = lente
  • survive = overleven
  • wait = wachten
  • actor = acteur
  • answer = antwoord
  • ask = vragen
  • biscuit = koekje
  • idea = idee
  • million = miljoen
  • sell = verkopen
  • star = ster
  • toys = speelgoed