Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • acquaintance = kennis
  • close = goede
  • get connected = in contact komen
  • get in touch = contact opnemen
  • get on well = het goed met elkaar vinden
  • into = geïnteresseerd in
  • laid-back = ontspannen / relaxed
  • outgoing = gezellig / vlot
  • relative = familielid
  • stranger = vreemdeling
  • suppose = denken / geloven
  • surrounded by = omringd door
  • true = trouwe
  • bad press = kritiek
  • door handle = deurkruk
  • drawback = nadeel
  • home schooled = thuis onderwezen
  • junk shop = rommelwinkel
  • making small talk = over koetjes en kalfjes praten
  • pass the time = tijd doorbrengen
  • require = nodig hebben
  • trailer park = woonwagenkamp
  • hire = in dienst nemen
  • lead = hoofdrol
  • lousy = beroerd / waardeloos
  • post = plaatsen
  • sold out = uitverkocht
  • sorted = in orde / voor elkaar
  • take off = weghalen
  • access = toegang
  • can't help myself = kan er niets aan doen
  • confirm = bevestigen
  • feature = mogelijkheid
  • It makes sense. = Het is verstandig.
  • needy = behoeftig
  • politely = beleefd
  • pushy = opdringerig
  • quit = ophouden met
  • scroll = tekst verschuiven / scrollen
  • stalker = achtervolger
  • take a break = pauzeren