Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • attractive = aantrekkelijk
  • adventurous = avontuurlijk
  • mountaineer = bergbeklimmer
  • turn = beurt
  • that's why = daarom
  • hill = heuvel
  • impressive = indrukwekkend
  • relaxing = ontspannend
  • boring = saai
  • challenging = uitdagend
  • fry = bakken
  • prepare = bereiden
  • plate = bord
  • dish = gerecht
  • take out of = halen uit
  • cut up = in stukjes snijden
  • crunchy = knapperig
  • slice = plakje / schijfje
  • put on = prikken op
  • serve = serveren / opdienen
  • taste = smaken / proeven
  • wash = wassen
  • wear = dragen (kleding) / dragen
  • dress = jurk / zich kleden
  • colourful = kleurig
  • mask = masker
  • reservation = reservaat
  • scarf = sjaal
  • tattoo = tatoeage
  • traditional = traditioneel
  • vary = variëren
  • polite = beleefd
  • a bit = een beetje
  • own = eigen
  • host family = gastgezin
  • be homesick = heimwee hebben
  • improve = verbeteren
  • confusing = verwarrend