Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • Can I help you with anything today? = Kan ik u ergens mee helpen?
  • I need some new running shoes. = Ik heb nieuwe hardloopschoenen nodig.
  • I'm a pretty good runner. = Ik ben een best goede hardloper.
  • How much do you run? = Hoeveel loopt u?
  • I twisted the truth a little. = Ik heb de waarheid een beetje verdraaid.
  • She's completed about 20 marathons. = Ze heeft ongeveer 20 marathons uitgelopen.
  • Look, just tell her the truth. = Hoor eens, vertel haar gewoon de waarheid.
  • She's not going to buy that story! = Ze trapt nooit in dat verhaal!
  • If you really want to start running... = Als je echt wilt beginnen met hardlopen...
  • ... then I suggest signing up for the 5K race. = ... dan stel ik voor dat je je inschrijft voor de wedstrijd van 5 kilometer.
  • I used to be one of those people that buys everything online. = Vroeger was ik zo iemand die alles online kocht.
  • I would order shoes – sneakers, flip-flops, sandals, whatever – in three different sizes. = Ik bestelde schoenen – sneakers, slippers, sandalen, dat soort dingen – in drie verschillende maten.
  • I was always left with at least two pairs to return. = Ik hield altijd minstens twee paar over om terug te sturen.
  • Because they didn't look good on me. = Omdat ze me niet mooi stonden.
  • That was an expensive mistake. = Dat was een dure fout.
  • I took the bus to the city centre (which was cheaper than I thought). = Ik nam de bus naar het stadscentrum (wat goedkoper was dan ik dacht).
  • I went with a few friends, and we spent the afternoon shopping. = Ik ben met een paar vrienden gegaan, en we hebben de hele middag gewinkeld.
  • I didn't actually buy any shoes. = Ik heb uiteindelijk geen schoenen gekocht.
  • But the store offered to order the boots for me. = Maar de winkel bood aan de laarzen voor me te bestellen.
  • I didn't even have to pay the delivery charge! = Ik hoefde de bezorgkosten niet eens te betalen!
  • The £3.50 I saved I used for my bus fare. = De 3,50 die ik bespaarde gebruikte ik voor mijn buskaartje.