Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • pet = huisdier
  • Do you have a pet?

    Heb jij een huisdier?

  • cat = kat
  • We have three pets, two dogs and a cat.

    Wij hebben drie huisdieren, twee honden en een kat.

  • dogs for helping blind people = blindengeleidehonden
  • We raise dogs for helping blind people.

    Wij voeden blindengeleidehonden op.

  • dogs = honden
  • How do they train dogs?

    Hoe worden honden getraind?

  • puppies = puppy
  • They start training them when they are puppies.

    De training begint als ze puppy zijn.

  • pets = huisdieren
  • Why do people keep pets?

    Waarom houden mensen huisdieren?

  • companionship = gezelschap
  • I guess the most important thing is companionship.

    Ik vermoed dat gezelschap het belangrijkst is.

  • spiders = spinnen
  • My friend has a snake, ferrets and spiders.

    Mijn vriend heeft een slang, fretjes en spinnen.

  • Puppies = Puppy's
  • Puppies will chew up everything they can.

    Puppy's kauwen alles op wat ze kunnen.

  • Pet lovers = Dierenliefhebbers
  • Pet lovers love their furry friends.

    Dierenliefhebbers houden van hun harige vriendjes.

  • Max is the most popular name for dogs. = Max is de populairste naam voor een hond.
  • cat owners = kattenbezitters
  • Some cat owners admit they talk to their cat.

    Sommige kattenbezitters geven toe dat ze tegen hun kat praten.

  • meow = mauwen
  • Cats only meow to get our attention.

    Katten mauwen alleen om onze aandacht te krijgen.

  • Cats have better memories than dogs. = Katten kunnen beter onthouden dan honden.
  • human beings = mensen
  • Dogs can hear better than human beings.

    Honden kunnen beter horen dan mensen.

  • They probably use their ears more than their eyes. = Waarschijnlijk gebruiken ze hun oren meer dan hun ogen.