Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • to hire = aannemen
  • labour = arbeid
  • colleague = collega
  • communication = communicatie
  • knowledge = kennis
  • leadership = leiderschap
  • to quit = ontslag nemen
  • teamwork = samenwerking
  • applicant = sollicitant
  • (job) interview = sollicitatiegesprek
  • to apply for = solliciteren; (zich) aanmelden
  • internship = stage
  • skill = vaardigheid
  • employer = werkgever
  • unemployed = werkloos
  • employee = werknemer
  • working hours = werktijden
  • job seeker = werkzoekende
  • What did you want to be when you were younger? = Wat wilde je worden toen je jonger was?
  • I always saw myself as someone who would help animals. = Ik zag mezelf altijd als iemand die dieren zou gaan helpen.
  • When I was younger I wanted to become a vet. = Ik wilde dierenarts worden toen ik jonger was.
  • Who did you look up to when you were younger? = Tegen wie keek je op toen je jonger was?
  • I admired people who ran conservation projects. = Ik bewonderde mensen die aan projecten voor natuurbehoud werkten.
  • Where do you see yourself in the future? = Waar zie jij jezelf in de toekomst?
  • I imagine myself working for a charity. = Ik zie mezelf werken voor een liefdadigheidsinstelling.
  • What kind of work would you like to do? = Wat voor werk zou je graag willen doen?
  • I think I would be a good animal caretaker. = Ik denk dat ik een goede dierenverzorg(st)er zou zijn.
  • I’ve always dreamed of becoming a conservationist. = Ik heb er altijd van gedroomd om natuurbeschermer te worden.
  • What do you like to do in your spare time? = Wat doe je graag in je vrije tijd?
  • I’ve always been very interested in working with wild animals. = Ik heb altijd interesse gehad in het werken met wilde dieren.
  • We usually start our day with chores. = Normaal beginnen we onze dag met klusjes.
  • What are your strengths and weaknesses? = Wat zijn je sterke en zwakke punten?
  • I’m a hard worker, but I need to work on my patience. = Ik ben een harde werker, maar ik moet werken aan mijn geduld.
  • Are you willing to do chores? = Zou je klusjes willen doen?
  • Yes, I’d be happy to help out at home. = Ja, ik ben bereid om thuis te helpen.
  • Would you mind sharing a room with another volunteer? = Zou je het erg vinden om een kamer te delen met een andere vrijwilliger?
  • I’d prefer (not) to sleep in a dormitory. = Ik zou liever (niet) in een slaapzaal slapen.
  • I’m prepared to get up early and do hard work. = Ik ben bereid om vroeg op te staan en hard te werken.