Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • rubbish = afval; rommel
  • to do the grocery shopping = boodschappen doen
  • to walk the dog = de hond uitlaten
  • to set the table = de tafel dekken
  • to mop = dweilen
  • towel = handdoek
  • maid = hulp in de huishouding
  • to put away = opbergen
  • to swap = ruilen
  • to vacuum = stofzuigen
  • vacuum cleaner = stofzuiger
  • chore = taak
  • to unload = uitruimen
  • to load = inruimen
  • dishwasher = vaatwasser
  • to prepare = voorbereiden; klaarmaken
  • bin = vuilnisbak
  • laundry = was
  • to take care of = zorgen voor
  • It’s your turn to clean the kitchen today. = Het is vandaag jouw beurt om de keuken schoon te maken.
  • Could you take my turn? = Zou jij mijn beurt kunnen overnemen?
  • You mustn’t forget to take out the bin. = Je moet niet vergeten de vuilnisbak buiten te zetten.
  • Don’t forget to tidy your room. = Vergeet niet je kamer op te ruimen.
  • I need you to feed the cat. = Ik wil dat je de kat eten geeft.
  • You have to iron your shirt. = Je moet je blouse / overhemd strijken.
  • You should remember to send her a card. = Probeer eraan te denken dat je haar een kaart stuurt.
  • Can you please vacuum the living room this afternoon? = Kun je alsjeblieft de woonkamer stofzuigen vanmiddag?
  • If you dust the furniture, I’ll clean the bathroom. = Als jij de meubels afstoft, dan maak ik de badkamer schoon.