DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Engels
Malmberg
All right!
3e editie - 2020
VMBO-T/HAVO - Leerjaar 2
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1.3
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Engels
Nederlands
tip
=
fooi
pastry
=
gebakje
savoury (UK); savory (US)
=
hartig
ingredient
=
ingrediënt
crunchy
=
knapperig
spring onion
=
lente ui
onion
=
ui
pancake
=
pannenkoek
pepper (UK); bell pepper (US)
=
paprika
to try
=
proberen
rice
=
rijst
sauce
=
saus
tasty
=
smakelijk
bacon
=
spek
tomato
=
tomaat
fresh
=
vers
sausage
=
worst
sweet
=
zoet
sour
=
zuur
I’ll have a glass of mint tea, please.
=
Een glas muntthee, graag.
Can I have a cup of coffee, please?
=
Mag ik een kop koffie, alstublieft?
I’d like to order that, please.
=
Ik zou dat graag willen bestellen.
Could you bring me some more tea, please?
=
Zou u me nog wat thee kunnen brengen?
Can I take your order?
=
Kan ik uw bestelling opnemen?
Can I take your drinks?
=
Kan ik uw bestelling (drankjes) opnemen?
What do you recommend?
=
Wat kunt u aanbevelen?
Could you tell me what’s in the stew?
=
Kunt u me vertellen wat er in de stoofpot zit?
Do you serve vegetarian food?
=
Hebben jullie ook vegetarische gerechten?
Does the burger come with a side dish?
=
Wordt de burger geserveerd met een bijgerecht?
I’m not sure yet.
=
Ik heb nog geen keuze gemaakt.
I would like (to have) something spicy.
=
Ik zou graag iets pittigs willen.
I (can) recommend the fish tacos.
=
Ik kan de vistaco’s aanbevelen.
The stew is made with beef and mushrooms.
=
De stoofpot bevat rundvlees en champignons.
The burger comes with French fries.
=
De burger wordt geserveerd met patat.
The burger comes without French fries.
=
De burger wordt geserveerd zonder patat.
How much is the cake?
=
Hoeveel kost de taart?
The cake costs $4.50 a slice.
=
De taart kost $4,50 per stuk.
Can I have the check / bill, please?
=
Mag ik de rekening, alstublieft?
Could you give me a discount?
=
Kunt u me korting geven?
Can I pay by credit card?
=
Kan ik met creditcard betalen?
Can I pay by in cash?
=
Kan ik met contant betalen?
You can keep the change.
=
Houd het wisselgeld maar.