Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • strawberry = aardbei
  • to feel thirsty = dorst hebben
  • main course = hoofdgerecht
  • garlic = knoflook
  • tasty = lekker
  • unusual = ongewoon
  • beef = rundvlees
  • orange = sinaasappel
  • soup = soep
  • dessert = toetje
  • excellent = uitstekend
  • pork = varkensvlees
  • What’s your favourite dish? = Wat is je lievelingsgerecht?
  • How about a spring roll? = Wat denk je van een loempia?
  • Would you try eating oysters? = Zou je oesters willen proberen?
  • I prefer mineral water to ice tea. = Ik heb liever mineraalwater dan ijsthee.
  • I just love this starter with prawns. = Ik ben dol op dit voorgerecht met garnalen.
  • I’m mad about my mum’s carrot cake. = Ik ben gek op mijn moeders worteltaart.
  • I can’t stand peanut butter. = Ik vind pindakaas vies.
  • She's dark-haired and has a ponytail. = Ze heeft donker haar en een paardenstaart.
  • He's got a moustache and an earring. = Hij heeft een snor en een oorring.
  • I always wear colourful clothes. = Ik draag altijd kleurige kleding.
  • He looks like a typical American tourist. = Hij ziet er uit als een typisch Amerikaanse toerist
  • I feel quite hungry. I’ll have one of those steaks. = Ik heb best honger. Ik neem een van die steaks.
  • I would like a glass of water too, please. = Ik wil ook een glas water.
  • May I have an avocado salad? = Mag ik een avocadosalade?
  • Can we have some more mayo, please? = Kunnen we nog wat mayonaise krijgen?
  • Can I get another scoop of ice cream? = Mag ik nog een bolletje ijs?
  • Thanks all the same. = Toch bedankt.
  • Thanks for your help. = Bedankt voor je hulp.
  • My pleasure. = Graag gedaan.
  • Cheers! = Bedankt!