DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Engels
Malmberg
All right!
3e editie - 2020
VWO - Leerjaar 1
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6.3
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Engels
Nederlands
couch
=
bank
downstairs
=
beneden
to enter
=
naar binnen gaan
upstairs
=
boven
door
=
deur
dining room
=
eetkamer
closet (vloer tot plafond) / closet
=
kast
window
=
raam
chair
=
stoel
table
=
tafel
carpet
=
tapijt
floor
=
vloer
to leave
=
weggaan
living room
=
woonkamer
Can you tell me how to get to your house?
=
Kun je me vertellen hoe ik bij jouw huis kom?
Could you tell me the way to the gift shop?
=
Kunt u mij de weg naar de souvenirwinkel uitleggen?
Excuse me, is there a bus stop near here?
=
Pardon, is er hier in de buurt een bushalte?
Do you know where the library is?
=
Weet je / u waar de bibliotheek is?
How do I get to the kitchen?
=
Hoe kom ik in de keuken?
Where is the bathroom?
=
Waar is de badkamer / het toilet?
It’s this way.
=
Het is deze kant op.
It’s that way.
=
Het is die kant op.
Turn right onto the main road.
=
Sla rechtsaf de hoofdweg op.
Take the first street on the left when you see the bridge.
=
Neem de eerste weg links als je de brug ziet.
Take the first exit on the roundabout.
=
Neem de eerste afslag op de rotonde.
Continue straight ahead for about a mile.
=
Ga ongeveer een mijl rechtdoor.
It’s across the hallway, second door on the left.
=
Het is aan de overkant van de gang, tweede deur links.
It’s up the stairs to your right.
=
Het is boven aan de trap rechts.
Would you like something to drink?
=
Wil je wat drinken?
Can I get you anything?
=
Kan ik je iets aanbieden?
How about a cup of tea?
=
Wat dacht je van een kopje thee?
That would be nice, thank you.
=
Dat zou fijn zijn, bedankt.
I’d like a glass of water, please.
=
Ik wil graag een glas water.
No, thanks, I’m not hungry.
=
Nee, bedankt, ik heb geen honger.
No, thanks, I’m not thirsty.
=
Nee, bedankt, ik heb geen dorst.
Not for me, thanks.
=
Ik hoef niet, dank je wel.
I’d like to order a pizza, please.
=
Ik wil graag een pizza bestellen.
I’ll have two burgers and some fries, please.
=
Ik wil graag twee hamburgers en patat, alstublieft.
Can I order a large coke and a wrap, please?
=
Mag ik een grote cola en een wrap bestellen, alstublieft?
I’d like some bread with that, please.
=
Ik wil er graag wat brood bij, alstublieft.