Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • Oh, come on, ... = Oh, kom op …
  • I’m not interested. = Ik ben er niet in geïnteresseerd
  • What’s your best price? = Wat is het goedkoopste wat je ervan kunt maken?
  • Can you make an adaptation to the conditions? = Kun je de voorwaarden aanpassen?
  • It’s been a pleasure doing business with you. = Het was me een genoegen om zaken met je te doen.
  • Come on, hurry up! = Kom op, schiet op!
  • Get a move on! = Schiet nou eens op!
  • The real problem is … = Waar het om draait is …
  • It highlights the problem that … = Het benadrukt het probleem dat …
  • It raises the problem that … = Het brengt het probleem met zich mee dat …
  • Don’t worry. = Maak je geen zorgen.
  • Surely, it can’t be that bad. = Zo erg kan het toch niet zijn.
  • There’s no need to be upset. = Je hoeft je niet zo druk te maken.
  • Everything is all right. = Alles is in orde.
  • You’ll be fine! = Het komt goed met je!
  • Do you actually realise that … = Realiseer je je überhaupt dat …
  • It really annoys me that … = Het irriteert me dat …
  • Stop that ... = Stop met ….
  • I am afraid that … = Ik ben bang dat …
  • I do not intend to … = Ik ben niet van plan om …
  • I hate to trouble you but … = Het spijt me je lastig te moeten vallen, maar …
  • I would like to make a complaint. = Ik zou graag een klacht willen indienen.
  • I have never … = Ik heb nooit …
  • I have to decline that offer. = Ik moet dat aanbod afwijzen.
  • I’m afraid I had something different in mind. = Ik vrees dat ik iets anders in gedachten heb.
  • If you …, I will … = Als jij …, dan zal ik …
  • It is not true … = Het is niet waar …
  • Let’s make a deal: I’ll … and you’ll … . = Laten we een deal sluiten, ik … en … jij …
  • There’s no way ... = Er is geen sprake van dat …
  • Can I have a discount? = Kan ik korting krijgen?
  • I think we have a deal. = Ik denk dat we een deal hebben.
  • I’m getting fed up with … = Ik ben zo langzamerhand klaar met …
  • I’m losing patience … = Ik ben mijn geduld aan het verliezen (met) …
  • Let’s speed things up a bit. = Laten we 't tempo wat opvoeren.
  • I’m not satisfied … = Ik ben niet tevreden …
  • I’m really dissatisfied … = Ik ben erg ontevreden …
  • This is very unsatisfactory. = Dit is echt beneden de maat.
  • Unfortunately, … = Jammer genoeg …
  • In other words, … = Met andere woorden, …
  • What I mean is … = Wat ik bedoel is …
  • What I’m trying to say is … = Wat ik probeer te zeggen is …
  • Let me put it this way ... = Laat ik het zo stellen …
  • That may be so, but ... = Dat kan wel zo zijn, maar …
  • I’d like to remark that ... = Ik wil graag opmerken dat …
  • Mind you, I do think that ... = Let wel, ik denk wel dat …
  • On the other hand... = Aan de andere kant …
  • For example, … / For instance, … = Bijvoorbeeld, …
  • For one thing, … = Enerzijds, …
  • Take for example, … = Neem bijvoorbeeld, …
  • Take the way (he) … = Neem de manier waarop (hij)…
  • To give you an idea … = Om je een idee te geven …
  • First of all, … = Allereerst …
  • Secondly, … = Ten tweede …
  • Finally, … = Ten slotte, …
  • In the first place, … = In de eerste plaats …
  • And finally, … = En ten slotte …
  • Besides that … = Bovendien, …
  • So, in a nutshell … = Dus, in een notendop …
  • To cut a long story short, … = Om een lang verhaal kort te maken, …
  • In short, … = Kortom, …
  • To conclude, … = Concluderend …
  • In conclusion, … = Tot slot, …
  • To summarise, … = Samengevat …
  • Summing up, you might say that … = Samengevat zou je kunnen zeggen dat …
  • All in all, ... = Al met al …
  • Certainly, … / Definitely, … = Zeker, …
  • Doubtless, … = Ongetwijfeld, …
  • I’m (absolutely) sure … = Ik ben er heel zeker van …
  • I’m (utterly) convinced … = Ik ben ervan overtuigd …
  • I’m certain that ... = Ik ben er zeker van dat …
  • Of course, … = Natuurlijk, …
  • There’s no doubt that ... = Er is geen twijfel dat …
  • Undoubtedly, … = Ongetwijfeld …