Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • scared = bang
  • angry = boos
  • to scream = gillen
  • to smile = glimlachen
  • funny = grappig
  • to cry = huilen
  • jealous = jaloers
  • angry (UK + US); mad (US) = kwaad
  • tired = moe
  • positive = positief
  • to shout = schreeuwen
  • sad = verdrietig
  • bored = verveeld
  • friendly = vriendelijk
  • How do you feel? = Hoe voel je je?
  • I don't feel very well. = Ik voel me niet zo goed.
  • I'm so excited! = Ik ben zo enthousiast!
  • Is everything all right with you? = Is alles in orde?
  • No, it's not. = Nee, dat is het niet.
  • I’m fine, thank you. = Het gaat prima, dank je.
  • What's wrong? = Wat is er aan de hand?
  • He's just a little shy. = Hij is alleen een beetje verlegen.
  • Are you okay? = Gaat het?
  • No, I’m really worried about this audition. = Nee, ik maak me erg zorgen over deze auditie.
  • Can you speak more slowly, please? = Kun je wat langzamer praten?
  • Could you repeat that, please? = Zou je dat kunnen herhalen, alsjeblieft?
  • Pardon (me)? = Pardon?
  • I don’t understand what you’re saying. = Ik begrijp niet wat je zegt.
  • I’m sorry, I didn’t get that. = Sorry, dat verstond ik niet.
  • What is she like? = Wat is zij voor iemand?
  • She’s always happy and very nice. = Ze is altijd vrolijk en erg aardig.
  • He’s often quite worried. = Hij is vaak erg bezorgd.
  • He seems a bit nervous. = Hij lijkt een beetje nerveus.
  • My brother is lazy and moody. = Mijn broer is lui en humeurig.
  • Excuse me, everyone. = Neem me niet kwalijk, iedereen.
  • May I have your attention, please? = Mag ik uw / jullie aandacht, alstublieft?
  • Pardon me, but … = Pardon, maar …
  • Am I interrupting? = Stoor ik?