Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • la commande = de bestelling
  • l’oignon = de ui
  • à feu moyen = op matig vuur
  • la cuisson = de bereiding
  • l’amateur = de liefhebber
  • brûler = branden / verbranden
  • la chaîne = de keten
  • l’os = het bot
  • souriez ! = glimlachen!
  • le vinaigre = de azijn
  • le porc = het varken / het varkensvlees
  • s’occuper de = zich bezighouden met
  • arroser = overgieten
  • le poulet / la poule = de kip
  • l’étoile = de ster
  • la saveur = de smaak
  • le poivre = de peper
  • l’escalope = de schnitzel
  • la marmite = de stoofpan
  • faire cuire = bakken
  • la marchandise = de koopwaar
  • obtenir = verkrijgen
  • l’enseignant = de onderwijzer
  • le lard = het spek
  • l’orthographe = de spelling
  • le lapin = het konijn
  • dresser = opmaken / opzetten
  • estimer = van mening zijn / schatten
  • le plat = de maaltijd
  • la galette bretonne = hartige pannenkoek
  • l’escargot = de slak
  • la ratatouille = gerecht met courgette en aubergine
  • le cassoulet = ragout met witte bonen en vlees
  • la quiche lorraine = hartige taart met spekjes
  • le foie gras = ganzenleverpaté