DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Frans
ThiemeMeulenhoff
Libre Service vierde editie
HAVO - Leerjaar 4 - 4e editie
4 havo-unité 4, JE T’AIME
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Frans
Nederlands
récemment
=
onlangs
se plaindre
=
zich beklagen
suivant
=
volgende / volgend
la connerie
=
de onzin
rejoindre quelqu’un
=
bij iemand komen
rassurez-vous
=
wees gerust
le micro-ondes
=
de magnetron
déranger
=
storen
sincère
=
eerlijk / oprecht
aimable
=
vriendelijk
l’avis
=
de mening
avoir honte
=
zich schamen
célibataire
=
vrijgezel
en avoir marre de
=
genoeg hebben van
dire bonjour à quelqu’un
=
iemand gedag zeggen
faire la bise à quelqu’un
=
iemand een kus geven
saluer quelqu’un
=
iemand begroeten
embrasser quelqu’un
=
iemand zoenen
se serrer la main
=
elkaar de hand schudden
faire signe
=
zwaaien / een seintje geven
transformer
=
veranderen
en tête-à-tête
=
onder vier ogen
la couverture
=
het omslag
composer
=
samenstellen
exagérer
=
overdrijven
coller
=
plakken
le prétexte
=
het voorwendsel
ranger
=
opruimen
le conseil
=
het advies
l’astuce
=
de tip
surprendre
=
verrassen
prudent
=
voorzichtig
le secret
=
het geheim
consister à
=
bestaan uit
le rideau
=
het gordijn
le destinataire
=
de ontvanger
de préférence
=
bij voorkeur
déclarer son amour
=
zijn liefde verklaren
se disputer
=
ruzie maken
le sentiment
=
het gevoel
le coup de foudre
=
de liefde op het eerste gezicht
rompre
=
het uitmaken
draguer
=
versieren
le chagrin
=
het verdriet
raide
=
steil
châtain
=
kastanjebruin
être debout
=
staan
tandis que
=
terwijl
l’oreille
=
het oor
soudain
=
plotseling
les écouteurs
=
de koptelefoon / de oordopjes
se souvenir de
=
zich herinneren
être assis
=
zitten
échanger
=
uitwisselen
être en train de
=
bezig zijn met
timide
=
verlegen
roux
=
rode haarkleur / rossig
tomber amoureux
=
verliefd worden
les coordonnées
=
de persoonlijke gegevens
oser
=
durven
suffire
=
genoeg zijn
sourire
=
glimlachen
saluer
=
groeten
se retourner
=
zich omdraaien
s’approcher
=
dichterbij komen
s’embrasser
=
zoenen
se mettre debout
=
gaan staan
s’asseoir
=
gaan zitten
obligé
=
verplicht
rendre la monnaie
=
wisselgeld teruggeven
enlever
=
eruit halen
la population
=
de bevolking
attirer
=
aantrekken
au début
=
in het begin
l’espace
=
de ruimte
démarrer
=
wegrijden
le destin
=
het lot
la façon
=
de manier
tenir compagnie
=
gezelschap houden
accoucher
=
bevallen
la foule
=
de menigte
la serviette
=
de handdoek
le lien
=
de verbinding
enceinte
=
zwanger
le lendemain
=
de volgende dag
le distributeur de billets
=
de kaartjesautomaat
départ dans deux minutes
=
vertrek over twee minuten
monter dans le métro
=
instappen in de metro
il y a du retard
=
er is vertraging
veuillez descendre s.v.p.
=
wilt u uitstappen a.u.b.
la voie
=
het spoor
pas question
=
geen sprake van
manquer
=
missen
expliquer
=
uitleggen
réciproque
=
wederzijds
rigolo
=
grappig
violent
=
gewelddadig
le rendez-vous
=
de afspraak
accompagner
=
meegaan met
compter
=
ertoe doen / tellen
avoir l’air
=
lijken / eruitzien
avoir raison
=
gelijk hebben
être d’accord
=
het eens zijn
se sentir bien
=
zich goed voelen
plutôt
=
eerder / liever
venir chercher
=
ophalen
se balader
=
wandelen
la bande-annonce
=
de trailer
avoir envie de
=
zin hebben om
appeler quelqu’un
=
iemand bellen
annuler un rendez-vous
=
een afspraak afzeggen
inviter
=
uitnodigen
remettre un rendez-vous / déplacer un rendez-vous
=
een afspraak verzetten
proposer
=
voorstellen