Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • présent = aanwezig
  • révoltant = schandalig
  • le bricolage = het knutselen
  • le jouet = het speelgoed
  • la valeur = de waarde
  • incapable = niet in staat
  • ridicule = belachelijk
  • empêcher = tegenhouden
  • dépassé = achterhaald
  • destiné à = bestemd voor
  • tandis que = terwijl
  • l’enfance = de kindertijd
  • le rayon = de afdeling
  • pour = om te
  • la plupart = de meeste
  • l’égalité = de gelijkheid
  • l’habitude = de gewoonte
  • prouver = bewijzen
  • l’utilisation = het gebruik
  • en même temps = tegelijkertijd
  • injuste = onrechtvaardig
  • concerner = betreffen
  • pourtant = toch / echter
  • l’évolution = de ontwikkeling
  • confondre = door elkaar halen / verwarren
  • la réflexion = het nadenken
  • se tromper = zich vergissen
  • la contradiction = de tegenspraak
  • se rendre compte = zich realiseren
  • supposer = veronderstellen