Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • accuser = beschuldigen
  • désespéré = wanhopig
  • manquer = ontbreken, missen / ontbreken / missen
  • pressé = gehaast
  • bosser = werken
  • s'inquiéter de = zich ongerust maken
  • les revenus = de inkomsten
  • envisager = overwegen
  • les sous = het geld
  • bouleversé = ondersteboven
  • se passer = gebeuren
  • comme = omdat
  • éteint = uit, afgezet / uit / afgezet
  • renvoyer = ontslaan
  • furieux = woedend
  • se méfier de = wantrouwen
  • soupçonner = verdenken
  • le vol = de diefstal
  • coupable = schuldig