Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Frans Nederlands
  • qu’est-ce que ...? = wat ...?
  • il y a = er is, er zijn / er is / er zijn
  • beau / joli / jolie = mooi
  • grand / grande = groot
  • la place = het plein
  • petit / petite = klein
  • le café = het café
  • la piscine = het zwembad
  • la mer = de zee
  • tout près = vlakbij
  • mais = maar
  • le centre-ville = het centrum
  • pardon = neem me niet kwalijk
  • madame = mevrouw
  • simple = eenvoudig
  • à gauche = naar links
  • puis = vervolgens
  • à droite = naar rechts
  • tout droit = rechtdoor
  • merci beaucoup = hartelijk bedankt
  • là-bas = daarginds
  • non = nee
  • trois = drie
  • où sont ...? = waar zijn ...?
  • le magasin = de winkel
  • la boutique = de kledingwinkel
  • joli / jolie = leuk / mooi
  • la rue = de straat
  • la terrasse = het terras
  • ici = hier
  • parfait! = perfect!
  • la maison = het huis
  • la table = de tafel
  • la chaise = de stoel
  • la cuisine = de keuken
  • à côté = naast
  • derrière = achter
  • le jardin = de tuin
  • la salle de bains = de badkamer
  • la douche = de douche
  • les toilettes = het toilet
  • la chambre = de slaapkamer
  • le grenier = de zolder
  • devant = voor
  • la fenêtre = het raam
  • sur = op
  • le bureau = het bureau
  • un ordinateur = een computer
  • la télé = de televisie
  • le lit = het bed
  • super = te gek
  • le séjour = de woonkamer
  • adorer = dol zijn op
  • le canapé = de bank
  • la pièce preférée = het lievelingsvertrek
  • parce que = omdat
  • préparer = klaarmaken / bereiden / klaarmaken, bereiden
  • le premier étage = de eerste etage
  • deuxième = tweede
  • l'armoire = de kast
  • la coupe = de beker
  • à bientôt = tot gauw