DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Engels
ThiemeMeulenhoff
Go for it!
2 havo-vwo
Go for it 2hv-Unit1
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Engels
Nederlands
joint
=
gezamenlijk
to put up
=
ophangen
decorations
=
versieringen
party hat
=
feestmuts
game
=
spelletje
candle
=
kaars
cake
=
taart
piece
=
stuk
to wait
=
wachten
to bring
=
meenemen
present
=
cadeau
invitation
=
uitnodiging
to post
=
posten
advantage
=
voordeel
delicious / lovely
=
heerlijk
roll / bun
=
broodje
jelly
=
soort jam
to stuff oneself
=
zich volproppen
to carry on
=
doorgaan
sick
=
misselijk
disaster
=
ramp
to finish
=
opeten
celebration
=
viering
to celebrate
=
vieren
ribbon
=
lint
crown
=
kroon
to prepare
=
klaarmaken
raisin
=
rozijn
holiday
=
feestdag
firecracker
=
voetzoeker
meal
=
maaltijd
bad luck
=
ongeluk
during
=
gedurende
to fast
=
vasten
Eid
=
Suikerfeest
to pray
=
bidden
mosque
=
moskee
leaf
=
blad
to contain
=
bevatten
to float
=
(laten) drijven / laten drijven / drijven
good luck
=
geluk
to spend
=
doorbrengen
to make sure
=
er(gens) zeker van zijn / ergens zeker van zijn / er zeker van zijn
jewellery
=
sieraden
temple
=
tempel
fireworks
=
vuurwerk
cousin
=
neef
fine
=
prima
last-minute
=
op het laatste moment
preparations
=
voorbereidingen
to prefer
=
liever hebben
fast beat
=
snelle beat
tonight
=
vanavond
rhythm
=
ritme
to sound
=
klinken
to leave
=
weggaan
soon
=
snel
early
=
vroeg
anyway
=
hoe dan ook
to bounce
=
stuiteren
kangaroo
=
kangoeroe
terrible
=
verschrikkelijk
to swing
=
zwaaien
to hit
=
slaan
hilarious
=
heel erg grappig
to explode
=
ontploffen
absolutely
=
volkomen
mad
=
idioot
match
=
wedstrijd
stuck
=
vastgelopen
to have outgrown
=
te oud zijn voor
costume
=
kostuum
to invite
=
uitnodigen
to decorate
=
versieren
streamers
=
slingers
to guess
=
raden
identity
=
identiteit
pumpkin
=
pompoen
necklace
=
ketting
string
=
touw
candy
=
snoep
spooky
=
spookachtig
to provide
=
zorgen voor
plenty of
=
veel
supervision
=
begeleiding
to suggest
=
voorstellen
dumb
=
stom
realistic
=
realistisch
occasional
=
af en toe
to be capable of
=
in staat zijn om
occupied
=
bezig
to socialise
=
gezellig doen
festive
=
feestelijk
gown
=
lang kledingstuk
incense
=
wierook
trick-or-treat
=
Halloweenspel
haunted house
=
spookhuis
mouldly
=
beschimmeld
treat bag
=
zakje snoep