Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • plug = aansluiten
  • hesitate = aarzelen
  • decline = achteruitgang
  • distract = afleiden
  • exhausting = afmattend
  • huddle together = bij elkaar kruipen
  • end in itself = doel op zich
  • portable = draagbaar
  • demand = eisen
  • witness = getuige zijn van
  • large-scale = grootschalig
  • hedge = heg
  • high-profile = in de belangstelling staand
  • collapse = instorten
  • hug = knuffel / omhelzing
  • stand = kraam
  • rude = lomp / onbeleefd
  • sober = nuchter
  • extent = omvang
  • harmless = ongevaarlijk
  • injustice = onrecht
  • cause and effect = oorzaak en gevolg
  • vomit = overgeven
  • pubescent = puber
  • upright = rechtop
  • queue = rij mensen
  • harmful = schadelijk
  • stumble = strompelen
  • by the time = tegen de tijd dat
  • flask = thermosfles
  • loo = wc
  • battle = vechten tegen
  • in charge of = verantwoordelijk voor
  • variety of = verscheidenheid aan
  • neglect = verwaarlozing
  • refugee = vluchteling
  • whine = zeuren / klagen
  • assemble = zich verzamelen
  • squeeze = zich wringen
  • mind = zorgen voor
  • assume = aannemen
  • offensive = aanstootgevend
  • initially = aanvankelijk
  • intended = beoogd
  • on the surface = van de buitenkant
  • censorship = censuur
  • in addition = daar komt nog bij
  • cover-up = doofpot
  • fund = financieren
  • entirely = geheel
  • desired = gewenst
  • dealer = handelaar
  • contemporary = hedendaags
  • put into practice = in praktijk brengen
  • content = inhoud
  • viewer = kijker
  • brief = kort
  • peer = leeftijdgenoot
  • minor = minder belangrijk
  • neither … nor = noch ... noch
  • unsuitable = ongeschikt
  • regulation = reglement / voorschrift
  • giant = reusachtig
  • banner = spandoek / vlag
  • temporary = tijdelijk
  • tyrant = tiran
  • starting-point = uitgangspunt
  • enlarge = vergroten
  • statement = verklaring
  • remove = verwijderen
  • foresee = voorzien / verwachten
  • purchase = aankoop
  • as a result of that = als gevolg daarvan
  • sculpture = beeldhouwwerk
  • contribute to = bijdragen aan
  • turn out to be = blijken te zijn
  • moreover = bovendien
  • useful = bruikbaar / nuttig
  • tighten your belt = de broekriem aanhalen
  • imaginary = denkbeeldig
  • across = dwars door
  • exhibition = expositie
  • factual = feitelijk
  • elaborate = gedetailleerd
  • witty = geestig
  • border = grens
  • grim = hard
  • sacred = heilig
  • unfortunately = helaas
  • the … the = hoe … hoe
  • throughout = in heel
  • to a large extent = in hoge mate
  • enable = in staat stellen
  • indeed = inderdaad
  • error of judgment = inschattingsfout
  • likewise = insgelijks
  • on the contrary = integendeel
  • emperor = keizer
  • upcoming = komende
  • artefact = kunstvoorwerp
  • work of art = kunstwerk
  • libel = laster
  • marble = marmeren
  • misunderstanding = misverstand
  • curator = museumdirecteur
  • in spite of = ondanks
  • curriculum = onderwijsprogramma
  • go on a class trip = op schoolreis gaan
  • transcend = overstijgen
  • justify = rechtvaardigen
  • advertise = reclame maken voor
  • educate = kennis bijbrengen
  • go about = te werk gaan
  • drawing = tekening
  • entrance fee = toegangsprijs
  • craftsmanship = vakmanschap
  • enhance = versterken
  • rely on = vertrouwen op
  • through = via
  • for the time being = voorlopig
  • cautiously = voorzichtig
  • used to = vroeger … altijd
  • rare = zeldzaam
  • self-help = zelfredzaamheid
  • focus on = zich richten op
  • appeal = aanspreken
  • adaptation = bewerking
  • top = bovenaan staan
  • posh = chic
  • screenplay = draaiboek / script
  • simplicity = eenvoud
  • copy = exemplaar
  • gender = geslacht
  • revival = hernieuwde belangstelling
  • by no means = in geen geval
  • meanwhile = intussen
  • turn a blind eye = je kop in het zand steken
  • ratings = kijkcijfers
  • By all means! = Natuurlijk!
  • accurate = nauwkeuring
  • unlikelihood = onwaarschijnlijkheid
  • surface = oppervlak
  • editor = redacteur
  • novel = roman
  • summarize = samenvatten
  • narrow = smal
  • end up = terechtkomen
  • pride = trots
  • as a matter of fact = trouwens
  • issue = uitgeven
  • stand out from = uitsteken boven
  • release = verschijning
  • fulfilment = vervulling
  • prejudice = vooroordeel
  • stock = voorraad
  • predict = voorspellen
  • lecturer = wetenschappelijk medewerker
  • tiny = zeer klein
  • distance from = zich distantiëren van
  • recommendation = aanbeveling
  • clue = aanwijzing
  • episode = aflevering
  • all in all = alles bij elkaar
  • understanding = begripvol
  • modesty = bescheidenheid
  • enclose = bijsluiten
  • frankly = eerlijk gezegd
  • post = functie
  • vivid = helder
  • abandon = in de steek laten
  • included = inbegrepen
  • last = jl. / jongstleden
  • catalyst = katalysator
  • form = klas
  • vulnerable = kwetsbaar
  • wages = loon
  • moderate = matig
  • employee = medewerker
  • ungrateful = ondankbaar
  • accommodation = onderdak
  • irregular = onregelmatig
  • incoherent = onsamenhangend
  • distress = pijn en verdriet
  • travelling expenses = reiskostenvergoeding
  • apply for = solliciteren naar
  • at times = soms
  • fluency = spreekvaardigheid
  • what's more = sterker nog
  • grieve = treuren
  • mourn = treuren over
  • disintegrate = uit elkaar vallen
  • outcome = uitslag / uitkomst
  • cling to = zich vasthouden aan
  • furthermore = verder / bovendien
  • narrate = vertellen
  • adequate = voldoende
  • virtually = vrijwel / zo goed als
  • school of pre-university education = vwo
  • the bottom line = waar het op neerkomt
  • with regard to = wat betreft