Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • to encourage = aanmoedigen
  • to assume = aannemen
  • to urge = aansporen
  • exhausting = afmattend
  • bruise = blauwe plek
  • fuel = brandstof
  • off = buiten / uit
  • to be ahead of = voorliggen op
  • shortly before = even voor
  • mental = geestelijk
  • well-suited = geschikt
  • spirit = gevoel
  • harbour = haven
  • current = huidig
  • breakdown = ineenstorting
  • entrance = ingang
  • physical = lichamelijk
  • Prime Minister = minister-president
  • abuse = misbruik
  • harmless = ongevaarlijk
  • to survive = overleven
  • attempt = poging
  • live = rechtstreeks
  • pink = roze
  • to flock = samenkomen
  • harmful = schadelijk
  • creature = schepsel
  • voyage = tocht / reis
  • to cheer = toejuichen
  • to battle = vechten tegen
  • boredom = verveling
  • neglect = verwaarlozing
  • tearful = vol tranen
  • maturity = volwassenheid
  • to gather = zich verzamelen
  • care = zorg
  • oxygen = zuurstof
  • performer = artiest / uitvoerder
  • except = behalve (uitgezonderd) / behalve
  • apart from = behalve (uitgezonderd) / naast
  • need = behoefte
  • chief = belangrijkste / hoofd
  • awareness = besef / bewustzijn
  • to confirm = bevestigen
  • to participate in = deelnemen aan
  • cause / goal = doel
  • to continue = doorgaan
  • selfish = egoïstisch
  • event = gebeurtenis / voorval
  • community = gemeenschap
  • to be hit by = geraakt worden door
  • to witness = getuige zijn van
  • result = gevolg
  • large-scale = grootschalig
  • including = inclusief / inbegrepen
  • to raise = inzamelen / verhogen
  • vulnerable = kwetsbaar
  • member = lid
  • to underestimate = onderschatten
  • to support = ondersteunen / steunen
  • survey = onderzoek
  • uncommon = ongebruikelijk
  • break = pause
  • crew = team / bemanning
  • challenge = uitdaging
  • today's = van tegenwoordig
  • to be compared to = vergelijken met / vergeleken met
  • variety of = verscheidenheid aan
  • adult = volwassene
  • in particular = vooral / in het bijzonder
  • to volunteer = vrijwillig iets doen
  • value = waarde
  • quite = zeer / heel
  • to care for = zorgen voor
  • decline = achteruitgang
  • occasionally = af en toe
  • primary school = basisschool
  • reward = beloning
  • to judge = beoordelen
  • to achieve = bereiken
  • celebrity = beroemdheid
  • available = beschikbaar
  • involved = betrokken
  • to claim = beweren
  • to contribute to = bijdragen aan
  • to turn out = blijken (te zijn) / blijken
  • things that matter = dingen die ertoe doen
  • end in itself = doel op zich
  • by means of = door middel van
  • a 15-year-old boy = een 15-jarige jongen
  • to play a part = een rol spelen
  • the day before yesterday = eergisteren
  • property = eigendom
  • behaviour = gedrag
  • to have in common = gemeen hebben
  • fence = hek
  • to recognize = herkennen
  • It's part of the game. = Het hoort er nu eenmaal bij.
  • aged 10 to 25 = in de leeftijd van 10-25 jaar
  • impact = invloed
  • annual = jaarlijks
  • You've hit the nail on the head. = Je slaat de spijker op zijn kop.
  • to complain = klagen
  • matter = kwestie
  • slight = licht / klein
  • rude = lomp / onbeleefd
  • majority = meerderheid
  • musician = muzikant
  • to approach = naderen
  • to copy = nadoen
  • extent = omvang
  • subject = onderwerp
  • education = onderwijs
  • cause and effect = oorzaak en gevolg
  • to put forward = opperen
  • venue = plaats van optreden
  • wealth = rijkdom
  • gossip = roddel
  • fame = roem
  • flavour = smaak
  • determined = vastbesloten
  • waste = verkwisting
  • especially = vooral
  • lousy = waardeloos
  • to refuse = weigeren
  • to whine = zeuren
  • to imagine = zich voorstellen / verbeelden
  • to feel like = zin hebben om
  • as well as = zowel ... als
  • to determine = bepalen