Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • adjustment = aanpassing
  • assembly line = lopende band
  • assess = beoordelen / vaststellen
  • awkward = onhandig
  • contempt = minachting
  • cringe = terugschrikken
  • deceased = overleden
  • define = omschrijven
  • depict = beschrijven
  • derive from = afleiden uit
  • deteriorate = verslechteren
  • deviate = afwijken
  • dispose of = wegdoen
  • empathy = inlevingsvermogen
  • featured = aangeprezen
  • flabbergasted = stomverbaasd
  • forgery = vervalsing
  • implausible = ongeloofwaardig
  • indignation = verontwaardiging
  • invaluable = van onschatbare waarde
  • monetary = financieel
  • narrow-minded = bekrompen
  • on application = op aanvraag
  • predominantly = voornamelijk / overwegend
  • quote = citeren
  • resourceful = vindingrijk
  • revolve = draaien
  • solitary = teruggetrokken / eenzaam
  • the bottom line = waar het op neerkomt is
  • allegedly = zogenaamd
  • appalled = verbijsterd
  • combat = tegengaan
  • craze = rage
  • distinction = onderscheid / aanzien
  • diverse = uiteenlopend
  • envy = afgunst
  • excessive = buitensporig
  • explicit = duidelijk
  • imply = suggereren
  • incentive = prikkel
  • lecture = lezing / college
  • modify = een beetje wijzigen / aanpassen
  • narrate = vertellen
  • outraged = woedend
  • persuade = overhalen
  • recollect = zich herinneren
  • reveal = bekendmaken / onthullen
  • rule = bepalen / regeren
  • stance = standpunt / houding
  • startle = opschrikken / schrikken
  • strain = belasting / inspanning
  • striking = opvallend
  • telling = treffend
  • thrive = gedijen / het goed doen
  • turnout = opkomst
  • unsteady = wankel
  • vital = zeer belangrijk
  • bold = dapper
  • charcoal = houtskool
  • comprehend = begrijpen
  • enclosed = bijgesloten
  • highlight = hoogtepunt
  • innovative = vernieuwend
  • soothe = verzachten
  • acknowledge = erkennen
  • advance = bevorderen
  • advocate = voorstander / verdediger
  • affirm = bevestigen
  • appraisal = beoordeling
  • assassination = moord
  • banquet = een feestelijke officiële maaltijd
  • cherish = koesteren
  • compile = samenstellen
  • controversy = verdeeldheid / discussie
  • coverage = verslaggeving
  • craft = ambacht
  • depiction = beschrijving
  • disrupt = verstoren
  • distinctive = apart / karakteristiek
  • embrace = omarmen
  • enraptured = dolenthousiast
  • exposure = publiciteit
  • extend = uitbreiden
  • gesture = gebaar
  • merit = verdienste
  • outstanding = uitstekend
  • postpone = uitstellen
  • receipt = ontvangst
  • reputable = fatsoenlijk / respectabel
  • scholarly = wetenschappelijk
  • against all odds = tegen alle verwachting in
  • beverage = drank
  • boast = in het trotse bezit zijn van
  • digest = verteren
  • drought = droogte
  • emerge = tevoorschijn komen
  • famine = hongersnood
  • frontman = leider (van een popgroep) / leider
  • prior to = voorafgaand aan
  • span = zich (in de tijd) uitstrekken over / zich uitstrekken over
  • unparalleled = ongeëvenaard
  • abandon = verlaten
  • aura = uitstraling
  • collaboration = samenwerking
  • drool = kwijlen
  • expire = sterven
  • facsimile = duplicaat
  • footman = lakei
  • gulp = even moeten slikken (vanwege de spanning) / even moeten slikken
  • hilarious = erg grappig
  • icon = idool
  • narrative = verhaal
  • nod = knikje
  • perspire = transpireren
  • pop = uitpuilen
  • posh = bekakt
  • potion = toverdrankje / drankje
  • slay = doden
  • smug = zelfgenoegzaam
  • squeaky = piepend
  • stride = (met grote stappen) lopen / lopen