Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • to assign = toewijzen
  • to commend = prijzen
  • to conduct = leiden
  • disorder = stoornis
  • to displace = iemand dwingen zijn plaats te verlaten / iemand dwingen zijn huis te verlaten
  • to forge = scheppen / vormen
  • to gather = zich verzamelen
  • mainstream = heersende stroming
  • to overcome = te boven komen
  • piercing = doordringend
  • train of thought = gedachtegang
  • to urge = dringend verzoeken
  • to wander = afdwalen
  • to acknowledge = erkennen / toegeven
  • admittance = toegang
  • to dismiss = ontslaan
  • essay = opstel / verhandeling / korte verhandeling
  • to exceed = overtreffen
  • grade = cijfer
  • to have a passion for = gek zijn op / dol zijn op
  • imposing / impressive = indrukwekkend
  • primary = eerste / belangrijkste / voornaamste
  • queer = vreemd / raar
  • refusal = weigering
  • to take pains = moeite voor iets doen
  • unaccompanied = zonder begeleiding
  • caretaker = conciërge
  • chatter = geklets
  • to confirm = bevestigen
  • contraception = anticonceptie / het gebruik van voorbehoedsmiddelen
  • to envy = benijden / jaloers zijn op
  • to be in labour = bevallen / weeën hebben
  • to resign yourself = berusten in
  • paranoid = overdreven achterdochtig / overdreven bang
  • pram = kinderwagen
  • sample = monster / voorbeeld
  • to stroke = aaien / strelen
  • accessibility = toegankelijkheid
  • to accomplish = volbrengen / bereiken
  • to address = aanpakken
  • administrator = iemand van de leiding / leidinggevende
  • alienated = vervreemd
  • alienation = vervreemding
  • anonymity = naamloosheid / anonimiteit
  • antidote = middel tegen negatieve effecten / tegengif
  • anxiety = gevoel van zenuwachtigheid en bezorgdheid / angst / bezorgdheid
  • arbitrary = willekeurig
  • authentic / genuine = echt
  • beyond = verder dan
  • boundary = grens / landgrens
  • compassionate = meelevend / begripvol
  • comprehensive = veelomvattend / uitgebreid
  • to contribute to = bijdragen aan
  • to define = omschrijven
  • dignity = waardigheid
  • educator = onderwijsdeskundige / onderwijskundige
  • findings = conclusies
  • gesture = gebaar
  • guidelines = richtlijnen
  • to heighten = verhogen
  • imposition = oplegging
  • to inflict = iemand laten lijden
  • intervention = tussenkomst
  • issue = nummer
  • the late = wijlen
  • to lessen = verkleinen / verminderen
  • likelihood / probability = waarschijnlijkheid
  • to nourish = voeden
  • to observe = opmerken
  • to nurture = iets helpen ontwikkelen
  • outburst = uitbarsting
  • to feel overwhelmed by something = zich overvallen voelen door iets
  • to recall = herinneren
  • renowned = beroemd en gerespecteerd / gerespecteerd en beroemd
  • to reside = wonen
  • to resort = zijn toevlucht nemen
  • solely = slechts
  • to strive for = streven naar
  • thus = aldus
  • transgression = overtreding
  • well-being = welzijn / gezondheid en geluk
  • to appreciate = waarderen
  • detention = nablijven
  • to distract somebody = afleiden
  • to draw up = opstellen
  • to moan = klagen / jammeren
  • to neglect = verwaarlozen
  • to adapt = aanpassen aan / zich aanpassen aan
  • to board = in de kost zijn / in de kost gaan
  • to equip = uitrusten / toerusten
  • registered = gediplomeerd