Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • arise = zich voordoen
  • assured = verzekerd
  • ATM = geldautomaat
  • charge a fee = kosten in rekening brengen
  • deposit money = geld storten
  • direct debit = automatische afschrijving
  • expenses = uitgaven
  • high street = winkelstraat
  • incentive = stimulans
  • interest rate = rente
  • jump-start = vliegende start geven
  • manage = beheren
  • overdraft facility = kredietlimiet
  • parental permission = ouderlijke toestemming
  • peace of mind = gemoedsrust
  • safety net = buffer
  • shop around = zich oriënteren
  • struggle financially = in financiële moeilijkheden zitten
  • withdrawal fee = opnamekosten
  • accessible = toegankelijk
  • accompany = begeleiden
  • attendance = aanwezigheid
  • charges = kosten
  • concessions = korting
  • deny = weigeren
  • designated area = speciaal aangewezen plek
  • guardian = voogd
  • indication = aanwijzing
  • licensed area = plek waar alcohol verkocht mag worden
  • merchandise = koopwaar
  • merchant = handelaar
  • policy = beleid
  • purchase = kopen
  • ship goods = goederen verzenden
  • shipping fees = verzendkosten
  • specify = aangeven
  • terms and conditions = voorwaarden
  • the fine print = de kleine lettertjes
  • tricky = lastig
  • vendor = verkoper
  • bake sale = verkoop van eigen baksels
  • door to door = huis aan huis
  • fundraising = geldinzameling
  • talent show = talentenjacht
  • condition = staat
  • delivery charges = bezorgkosten
  • joy = plezier
  • be on the lookout for = op zoek zijn naar
  • build your fortune = een vermogen opbouwen
  • buy on impulse = impulsief kopen
  • compound interest = rente op rente
  • credit rating = kredietwaardigheid
  • desperation = wanhoop
  • favourable = gunstig
  • foundation = basis
  • get out of hand = uit de hand lopen
  • good value = zijn geld waard
  • live beyond your means = meer uitgeven dan je je kunt veroorloven
  • obvious = overduidelijk
  • odds = kansen
  • pad = blocnote
  • previously = eerder
  • stationery = kantoorartikelen
  • surplus = overschot