Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • accident = ongeluk
  • adventure = avontuur
  • appear = verschijnen
  • border = grens
  • build = bouwen
  • built = bouwde / gebouwd
  • celebration = viering / feest / feestje
  • celebrity = beroemd persoon / beroemdheid
  • choose = kiezen
  • chose = koos
  • chosen = gekozen
  • climb = klimmen / beklimmen
  • crowd = menigte
  • die = doodgaan / sterven
  • display = show
  • done = klaar
  • emperor = keizer
  • gate = poort
  • government = regering
  • injured = gewond
  • King = koning
  • language = taal
  • memories = herinneringen
  • offer = bieden
  • pancakes = pannenkoeken
  • picture = foto
  • preparation = voorbereiding
  • release = uitbrengen
  • research = onderzoek
  • row = roeien
  • smile = glimlach
  • sound = geluid
  • taste = smaken
  • thick = dikke / dik
  • This way. = Deze kant op. / Hierheen.
  • thrilling = spannend
  • through = door
  • tomb = graf
  • treasure = schat
  • unusual = ongewoon
  • violence = geweld