Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • a couple of = een paar
  • abroad = in het buitenland / buitenland
  • anyone = iemand
  • at last = eindelijk
  • away from = verwijderd van
  • be present = aanwezig zijn
  • bottom = onderkant / onderaan
  • Caution! = Kijk uit!
  • church = kerk
  • climb = klimmen / beklimmen
  • continue = doorgaan
  • cottage = hut
  • course = terrein
  • damage = schade
  • discount = korting
  • exhausted = uitgeput
  • floor = grond / vloer
  • fridge = koelkast
  • gear = uitrusting
  • guest = gast
  • hairdryer = föhn
  • hiking = wandeltochten maken / wandelen
  • in any way = op wat voor manier dan ook
  • in front of = voor
  • lost = verdwaald
  • mess = troep
  • mountain = berg
  • region = regio / omgeving
  • seaside = kust
  • shop = winkel
  • stairs = trap / trappen
  • tell = vertellen
  • temporarily = tijdelijk
  • thrill = spannende belevenis
  • turn around = omkeren
  • upstairs = boven
  • Watch your speed! = Let op je snelheid!